Zoeken op soortnaam:
Soortenlijst
|
AfbeeldingenAdult. Mannetje. Foto: H. ten Holt; © Stichting Tinea Adult. Vrouwtje. Foto: H. ten Holt; © Stichting Tinea Adult. Foto: M. van der Straten, © nVWA, NRC Rups. Foto: M. van der Straten, © nVWA, NRC Rups. Foto: M. van der Straten, © nVWA, NRC Pop. Foto: H. ten Holt; © Stichting Tinea NomenclatuurSinds 1851 in Nederland gebruikte wetenschappelijke namen | Kuchlein & Bot 2010: 78, nr. 471895 Glyphodes perspectalis (Walker, 1859) Kuchlein & Bot 2010: 78, nr. 471895. Glyphodes perspectalis (Walker, 1859) Deze website: Cydalima perspectalis (Walker, 1859) Deze website: Cydalima perspectalis (Walker, 1859)
| | | Commentaar | In de oorspronkelijke beschrijving plaatste Walker (1859: 515) perspectalis in het geslacht Phakellura (Guilding, 1830). Hampson (1896: 345) beschouwde deze naam als een junior synoniem van Glyphodes Guenée, 1854. Zo is de situatie tot in recente tijd gebleven, behoudens twee uitstapjes naar de genera Palpita Hübner, 1808 en Diaphania Hübner, 1818 (Klima 1939: 241). Streltzov (2008: 369-372) creëerde voor Glyphodes perspectalis een nieuw genus, dat echter door Mally & Nuss (2010: 393-400) als synoniem werd beschouwd van het veel eerder door Lederer (1863: 397) beschreven geslacht Cydalima; de zienswijze van Mally & Nuss zal op deze website worden gevolgd. |
MorfologieAdult | | | Verwijzing naar afbeeldingen | Afgebeeld door Mörtter & Kinkler 2011: pl. 7 fig. 70 (wijfje) en Muus et al. 2009: fig. 1 (mannetje). | | | Afmetingen | Spanwijdte 38-44 mm. | | | Kop met aanhangsels | Kop: schedel geeloker, van voren en opzij witachtig; aangezicht glanzend donkerbruin. Antenne: viervijfde lengte voorrand voorvleugel; basaal lid van boven glanzend donkerbruin, van onderen grotendeels glanzend wit; schaft van boven witachtig tot lichtgrijs, soms met op elk lid een stipje. Liptaster: opgericht, het tweede lid van voren met lange schubben, het derde lid naar voren stekend langs de beschubbing van het tweede lid; eerste lid wit; bovenste helft middelste lid glanzend donkerbruin en onderste helft wit; derde lid glanzend donkerbruin. | | | Borststuk met aanhangsels | Borststuk: wit, van voren glanzend donkerbruin; schouderdeksels eveneens tweekleurig. Poten: witachtig tot geelwit, vooral de schenen vaak donkerbestoven. Voorvleugel: wit met langs voor- en buitenrand een aaneengesloten brede glanzend donkerbruine band; in de voorrandband op eenderde een wit celvlekje en halverwege een tweede grotere maanvormige witte celvlek; franje van dezelfde kleur als aangrenzend gedeelte vleugel. Achtervleugel: wit met brede glanzend donkerbruine band langs de buitenrand; franje van zelfde kleur als aangrenzend gedeelte vleugel. | | | Achterlijf met genitalien | Achterlijf: wit; bij het mannetje op de laatste vier segmenten bruine tot zwartbruine beschubbing, staartpluim zwartbruin; bij het vrouwtje de laatste twee segmenten met gele, geelokeren en bruine schubben. Genitaliën: geen afbeeldingen bekend. | | | Variabiliteit | Enkele variaties kwamen in het vorenstaande al aan bod. In de voorvleugel komt vaak een niet scherp begrensde donkerbruine band voor rond ader 1 vanaf eenvijfde van de achterrand naar de donkere band langs de buitenrand; in Anonymus (2009: 1) wordt een zeldzame geheel bruine vorm vermeld. | | | Herkenbaarheid | De voor een micro reusachtige spanwijdte, gevoegd bij kleur en tekening van de vleugels maken C. perspectalis tot een in ons deel van Europa unieke verschijning. | | | Onvolwassen stadia | | | Ei | Aanvankelijk geelgroen, doorzichtig; kort voordat de rups uit het ei komt wordt de zwarte kop al zichtbaar (Anonymus 2009: 3, fig. 9). | | | Rups | De jonge rups is ongeveer 2,0 mm lang en is vuilgeel met zwarte kop; na enkele dagen krijgt de rups bruine lengtestrepen en is dan 5 mm lang; de oudere rups behoudt de zwarte kop maar wordt groen met twee lengterijen zwarte wratten en lichte en donkere lengtestrepen; de volgroeide rups is 40 mm lang (Anonymus 2009: 2). | | | Pop | Lengte 17 mm. Aanvankelijk groen met strepen en vlekken die donker en licht gekleurd zijn; met het vorderen van de ontwikkeling wordt de pop roomkleurig met bruin, doordat door de pophuid heen de vlinder zichtbaar wordt (Anonymus 2009: 2, fign. 6 en 7). |
OecologieLevenswijze en voedsel | | | Rups | Monofaag op Buxus spp., zoals Buxus sempervirens, in mindere mate B. microphylla en B. sinica. De in de Japanse literatuur vermelde waardplanten, namelijk een hulstsoort (Ilex purpurea) en een soort kardinaalsmuts (Euonymus japonica), leverden in Nederland een negatief testresultaat op (Van der Straten & Muus 2010: 110). Na het uitkomen van de eitjes, die in groepjes van 10-20 stuks meestal aan de onderkant van het blad worden afgezet, schrapen de jonge rupsjes het bladmoes af; door deze venstervraat ontstaan bladmijnachtige vraatbeelden (Anonymus 2009: fig. 17-19). De oudere rupsen spannen de blaadjes aan elkaar en daarvan resteren tenslotte de karakteristieke bladskeletten d.w.z. blaadjes, waarvan alleen nog de randen zijn overgebleven (loc. cit.: fig. 11-13, 15). Geringe aantasting is lastig te zien, omdat de rupsen zich dan binnenin de struik ophouden. Bij hoge dichtheid kan kaalvraat optreden (loc. cit.: fig. 16). De rups verpopt tussen de spinsels in een stevig gesponnen cocon. | | | Adult | Komt op licht. | | | Biotoop | In tuinen en kwekerijen. | | | Geografische verspreiding | | | Nederland | Voor ’t eerst in ons land gevonden door een particulier, S. van Beek, die op 14.VI.2007 te Boskoop (ZH) een exemplaar ving; daarna volgden in datzelfde jaar nog vondsten te Giessen (NB), Sleeuwijk (NB) en opnieuw te Boskoop, steeds één vlinder (Muus et al. 2009: 66). Het jaar daarop ontving de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (de voormalige Plantenziektenkundige Dienst) te Wageningen levende poppen en adulten van een teler uit Boskoop; de opeenvolging van vondsten gedurende 2008 in Boskoop en Midden-Nederland en de ontwikkelingen in Duitsland brachten de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (de voormalige Plantenziektenkundige Dienst) tot de conclusie, dat “uitroeiing geen optie” meer was en de soort daarom geen quarantainestatus kreeg (Van der Straten 2009a: 23-24). Het is gebleken, dat de rupsen de relatief strenge winter van 2008-2009 hebben doorstaan (Van der Straten 2009b: 53). Vervolgens nog op een reeks nieuwe locaties gevonden, o.a. in Midden-Nederland, het zuiden van de provincie Noord-Holland en zelfs te Denekamp (OV). Over de status van standvlinder hoeft bij C. perspectalis dus geen twijfel te bestaan. | | |
[Kaart in de NDFF Verspreidingsatlas]
| | | Noordwest-Europa | In Noordwest-Duitsland in 2006 ontdekt bij Leverkusen (Nordrhein-Westfalen, Mörtter & Kinkler 2011: 225); in de daarop volgende jaren een reeks vondsten, alle in dit Bundesland. Uit België en Denemarken nog niet bekend, maar in Engeland sinds de eerste waarneming in 2008 al in zes vice-counties gevonden; men meende in Engeland, dat dit immigranten uit Nederland zouden kunnen zijn (Fish et al. 2010: 203-204). | | | [download kaart als pdf] | | | Areaal | Tot 2006 alleen bekend uit Azië: Japan, Korea, China (inclusief Tibet) en de noordwestelijke Himalaya; bovendien vermeld van Indonesië (Java) door Lederer (1863: 401; als Phakellura advenalis Lederer). De eerste vondst in Europa zou die uit Nordrhein-Westfalen zijn (zie hierboven). Mörtter & Kinkler (2011) noemen die wél in de lijst met records op p. 255, maar niet op de soortinformatiepagina (p. 152), waar de vondst te Weil am Rhein (Baden-Württemberg) uit 2007 als de eerste voor Europa wordt vermeld. Van der Straten & Muus (2010: 108) noemen nog een mogelijke schademelding in 2006 uit Kehl (eveneens Baden-Württemberg). Nadien heeft de buxusmot zich verspreid over Midden-Europa (Zwitserland, Liechtenstein en Oostenrijk), naar het noorden verder Duitsland in en naar het noordwesten in Frankrijk; voor Noordwest-Europa zie hierboven. Blijft de vraag hoe deze soort uit de oostelijke helft van Azië in onze streken terecht is gekomen. Het antwoord daarop komt overeen met dat op een overeenkomstige vraag bij Diplopseustis perieresalis (zie aldaar): vanuit Azië zal C. perspectalis als adventief Europa hebben bereikt, waarna de soort zich verder als migrant, maar vast ook wel als adventief heeft verspreid. | | | Abundantie | | | Levenscyclus en voltinisme | In Nederland waarschijnlijk, evenals in Zuid-Duitsland, drie generaties, vrij zeker overlappend. De vlinders van half V tot begin X, echter vooral in IX gevonden. De rups overwintert in een spinsel. | | | Aantalsbewegingen en economische betekenis | In Japan al langere tijd als plaagsoort bekend en het optreden in Europa is verontrustend. Op dit ogenblik zijn geschikte chemische bestrijdingsmiddelen beschikbaar voor professioneel gebruik, zoals op kwekerijen; voor privétuinen kunnen die echter niet worden gebruikt (Van der Straten & Muus 2010: 110). Bij hogere dichtheden kunnen de boompjes geheel worden ontbladerd en omdat de rupsen een groot deel van het groeiseizoen actief zijn, kunnen de boompjes zich niet herstellen en gaan te gronde (loc. cit.: 110). De soort veroorzaakt ondertussen in meerdere Europese landen schade aan tuinen en openbaar groen en voor telers van Buxus (pers. med. M. van der Straten). |
LiteratuurAnonymus, 2009. De buxusmot: Glyphodes perspectalis (syn. Diaphania perspectalis). Lepidoptera, fam. Crambidae. [Nationaal Referentie Laboratorium, Plantenziektenkundige Dienst (versie 3.0, september 2009: 1-6).]
Deze website, 2011.
Fish, J. & J. Reeves, 2010. Diaphania perspectalis (Walker, 1859) (Lep.: Crambidae) in Hertfordshire. The Entomologist"e;s Record and Journal of Variation 122: 203-204.
Hampson, G.F., 1896. Moths 4. The Fauna of British India, including Ceylon and Burma. Londen.
Huisman, K.J. & J.C. Koster, 1995. Interessante Microlepidoptera uit Nederland in het jaar 1992. Entomologische Berichten, Amsterdam 55: 53-67.
Klima, A., 1939. Pyralididae: Subfam.: Pyraustinae I. Lepidopterorum Catalogus 89. 's-Gravenhage.
Lederer, J., 1863. Beitrag zur Kenntnis der Pyralidinen. Wiener Entomologische Monatschrift 7: 243-503.
Mally, R. & M. Nuss, 2010. Phylogeny and nomenclature of the box tree moth Cydalima perspectalis (Walker, 1859) comb. nov., which was recently introduced into Europe (Lepidoptera: Pyralidae, Crambidae, Spilomelinae). European Journal of Entomology 107: 393-400.
Mörtter, R. & H. Kinkler, 2011. Familie: Crambidae Latreille, 1810. Unterfamilie: Pyraustinae Meyrick, 1890. Die Lepidopterenfauna der Rheinlande und Westfalens 16: 1-245.
Muus, T.S.T., E.J. van Haaften & L.J. van Deventer, 2009. De buxusmot Palpita perspectalis (Walker) in Nederland (Lepidoptera: Crambidae). Entomologische Berichten, Amsterdam 69: 66-67.
Streltzov, A.N., 2008. A new genus for Glyphodes perspectalis (Walker, 1859) (Pyraloidea, Crambidae, Pyraustinae). Eurasian Entomological Journal 7: 369-372.
Van der Straten, M.J., 2009a. De buxusmot, Glyphodes perspectalis, het einde van de buxushaag? Faunistische mededeling in: M.J. van der Straten. Verslag bijeenkomst Sectie Snellen op 22 november 2008 te Lexmond. Franje 12: 23-24.
Van der Straten, M.J. & T.M.T. Muus, 2010. The box tree pyralid, Glyphodes perspectalis (Lepidoptera: Crambidae), an invasive alien moth ruining box trees. Proceedings Netherlands Entomological Society Meetings 21: 107-111.
Walker, F., 1859. List of the specimens of lepidopterous insects in the collection of the British Museum 18. Londen.
|
|