Zoeken op soortnaam:
Soortenlijst
|
AfbeeldingenAdult. © Stichting Tinea NomenclatuurSinds 1851 in Nederland gebruikte wetenschappelijke namen | De Graaf 1851: 35, nr. 608 Choreutes parialis Tr. De Graaf 1859: 52, Deltoidea & Pyralidae nr. 44 Choreutes pariana L. Snellen 1882a: 436-437, Simaethis pariana Clerck Lycklama à Nijeholt 1927a: 13, nr. 2315 Simaethis pariana Cl. Lempke 1976a: 19, Eutremula pariana (Clerck, 1759) Kuchlein 1993a: 234, nr. 1139 Choreutis pariana (Cl., 1759) Kuchlein & De Vos 1999: 108, nr. 1207 Choreutis pariana (Clerck, 1759) Kuchlein & Bot 2010: 66, nr. 420040 Choreutis pariana (Clerck, 1759)
| | |
Oecologie | | Geografische verspreiding | | | Nederland | Voor het eerst uit ons land vermeld in het werk van Sepp (1843-1855: 99), waarin de soort wordt behandeld onder de naam het springertje (zie Snellen 1862: 23}. Vervolgens opgenomen in de eerste naamlijst van de Nederlandse Vlinders (De Graaf 1851: 35) onder de naam Choreutes parialis. Daarbij wordt als enige locatie voor Nederland Wassenaar (ZH) opgevoerd, waar De Graaf zelf de soort had gevonden. Met de plaatsaanduiding Wassenaar worden de zandgronden en duinstreken rond Wassenaar bedoeld (De Graaf 1851: 53). De gegevens in het werk van Sepp en die van de naamlijst van De Graaf zullen waarschijnlijk uit het decennium 1840–1850 stammen, maar die in Sepp zijn iets eerder gepubliceerd, want in zijn eerste naamlijst verwijst De Graaf (1851: 35) naar dir werk. In die dagen was deze soort ongetwijfeld veel talrijker dan afgelopen halve eeuw. Halverwege de negentiende eeuw zag A.J. van Eyndhoven de vlinders “dikwijls bij zonneschijn op heggen” en werden de rupsen op appel, peer, meidoorn en prunus gevonden (De Graaf 1859: 52). Snellen (1882: 437) noemt pariana in ons land “zeer gemeen”. Vanaf 1901 tot ver in de twintigste eeuw bleek dit “skeletteermotje der ooftboomen” (Ritzema Bos 1902: 62) een ernstige plaag met name in de appelteelt. | | |
[Kaart in de NDFF Verspreidingsatlas]
| | | Noordwest-Europa | [download kaart als pdf] |
|