Zoeken op soortnaam:
Soortenlijst
|
Caryocolum kroesmanniella
(Herrich-Schäffer, 1854)
Okeren muurpalpenmot
|
« Vorige
| Volgende »
|
AfbeeldingenAdult. © Stichting Tinea Adult. © Stichting Tinea NomenclatuurSinds 1851 in Nederland gebruikte wetenschappelijke namen | De Graaf & Snellen 1866: 352, Tineina nr. 154 Gelechia hübneri Haw. Snellen 1882a: 657-658, Gelechia hübneri Haw. Lycklama à Nijeholt 1927a: 16, nr. 2698 Gelechia hübneri Hw. Lempke 1976a: 26, Caryocolum hübneri (Haworth, 1828) Lempke 1976a: 26, Caryocolum huebneri (Haworth, 1828) Kuchlein 1993a: 220, nr. 747 Caryocolum kroesmanniella (H.S., 1854) Kuchlein & De Vos 1999: 76, nr. 0789 Caryocolum kroesmanniella (Herrich-Schäffer, 1854) Kuchlein & Bot 2010: 52, nr. 361101 Caryocolum kroesmanniella (Herrich-Schäffer, 1854)
| | |
Oecologie | | Geografische verspreiding | | | Nederland | Voor het eerst uit ons land gemeld in de Bouwstoffen door De Graaf & Snellen (1866: 352). Zij publiceerden onder de naam Gelechia hübneri de vondst in het voorjaar van een 'groene rups” op Stellaria sp. (de voedselplant) in de Haarlemmerhout te Haarlem (NH) door Weyenbergh, die daaruit de vlinder wist te kweken. Bovendien zou hij de vlinder in juli hebben gevangen. Het jaartal ontbreekt en het materiaal is waarschijnlijk verloren gegaan. Snellen (1882: 657-658) baseert de opname van de soort in zijn boek alleen op deze vondst van Weyenbergh uit de periode 1855-1865. Dit roept toch wel enige twijfel op, ware het niet dat zich in Naturalis een vlinder uit Breda (NB) bevindt uit die decenniën (Kuchlein 1993: 274). Daar is het lange tijd bij gebleven tot Schreurs in 1988 bij Vijlen (LI) de rupsen ontdekte en daaruit tientallen vlinders kweekte (Kuchlein l.c.). | | |
[Kaart in de NDFF Verspreidingsatlas]
| | | Noordwest-Europa | [download kaart als pdf] |
|