Zoeken op soortnaam:
Soortenlijst
|
Blastobasis lacticolella
Rebel, 1940
Oker stiefkind
|
« Vorige
| Volgende »
|
AfbeeldingenAdult. © Stichting Tinea NomenclatuurSinds 1851 in Nederland gebruikte wetenschappelijke namen | Lucas & Kuchlein 2004: 24-26, Blastobasis decolorella (Wollaston,1858) Kuchlein & Bot 2010: 48, nr. 350035 Blastobasis lacticolella Rebel, 1940 Kuchlein & Bot 2010: 48, nr. 350035. Blastobasis lacticolella Rebel, 1940
| | | Commentaar | Karsholt & Sinev (2004: 405-406) hebben bemerkt, dat de soort, die algemeen B. decolorella (Wollaston, 1858) werd genoemd, B. lacticolella moest heten. Zij hebben Wollastons materiaal van decolorella bekeken (en een lectotype aangewezen), evenals Rebels holotype van B. lacticolella. Dit laatste bleek alleen uit een speld met een etiket te bestaan, maar de beschrijving van Rebel sluit elke twijfel over de identiteit van B. lacticolella uit. |
MorfologieAdult | | | Verwijzing naar afbeeldingen | Afgebeeld door Dickson 2002: pl. 6 fig. 1 (mannetje), fign. 2, 3 (wijfjes) (als Blastobasis decolorella) en Karsholt & Sinev 2004: fig. 13, 15 (mannetjes), fig. 14 (wijfje). | | | Afmetingen | Spanwijdte 13,0-23,0 mm. | | | Kop met aanhangsels | Kop: geelwit tot okerachtig, schedel ruw behaard, aangezicht glad beschubd. Antenne: drievierde lengte voorrand voorvleugel; basaal lid geelwit; schaft geelwit tot bruin met diepe basale inkeping bij het mannetje. Liptaster: geelwit, vooral aan de buitenkant zwartbruin gespikkeld, middelste lid verbreed door een schubbenborstel. | | | Borststuk met aanhangsels | Borststuk: geelwit, evenzo de schouderdeksels. Poten: geelwit, de voorpoot soms bruin. Voorvleugel: geelwit tot okerkleurig, vaak donkerbruin gestippeld; tekening onscherp en vervloeiend, bruin tot zwartbruin, bestaat uit een dwarsstreep, die de voorrand op tweevijfde bereikt en een dwarsstreep, lopend van halverwege de achterrand naar de vleugelpunt; de binnenste celvlek op drievijfde, de buitenste celvlek op viervijfde is dubbel (maar beide vaak verbonden); franje lichtgrijs met donkergrijze delingslijn. Achtervleugel: geelwit, franje evenzo. | | | Achterlijf met genitalien | Achterlijf: geelwit met aan de bovenkant op elk segment een donkerbruin dwarsstreepje in het midden. Genitaliën: afbeeldingen van de genitaliën bij Dickson 2002: fig. 59b (mannetje), fig. 4 (vrouwtje) (als B. decolerella) en bij Karsholt & Sinev 2004: fig. 60 (mannetje), fig. 84 (vrouwtje). | | | Variabiliteit | Enkele kleinere variaties kwamen in het voorafgaande al ter sprake. Kleur en tekening van de voorvleugel zijn erg variabel. De donkere bestuiving op de voorvleugel kan zó dicht zijn, dat de tekening geheel wordt verduisterd. De tekening, zoals hierboven beschreven, is meestal in meer of mindere mate gereduceerd; de dwarsstrepen zijn vaak teruggebracht tot vlekken en de celvlekken zijn soms afwezig; de meest constante tekening wordt gevormd door een achterrandvlek (het restant van de eerste dwarsstreep) en de dubbele buitenste celvlek; ook voorvleugels, waarop geen tekening meer is te herkennen, komen regelmatig voor. | | | Herkenbaarheid | Eenmaal herkend als een blastobaside (zie determineertabel families) alleen te verwarren met B. adustella, die echter donkere liptasters heeft. | | | Onvolwassen stadia | | | Ei | Doorschijnend wit; erg tere eischaal; enigszins onregelmatig van vorm, spits toelopend, geen duidelijke sculptuur (Jacobs 1950: 127). Worden in groepjes gelegd. | | | Rups | Volgroeid 12 mm lang, vrijwel cilindrisch. Kop glanzend, donkerbruin tot zwart. Nekschild groot, gekleurd als de kop. Borstpoten donkerbruin, zwartgevlekt. Rest lichaam purperbruin, van onder lichter; wratten van dezelfde kleur; de beharing spaarzaam, wit; de buikpoten op de achterlijfsegmenten 3-6 gekleurd als de onderkant van het achterlijf; naschuivers en het grote anale schild vuil lichtgeel (Dickson, 2002: 200). | | | Pop | Lengte 6,5 mm. Volgens Dickson (2002: 200) niet te onderscheiden van de pop van B. adustella. |
OecologieLevenswijze en voedsel | | | Rups | De rups blijkt zich te voeden met een veelheid van plantaardig materiaal (ook levend), zoals mos, schillen, zaadhulzen, bottels, detritus. Voedsel van dierlijke herkomst wordt eveneens genoemd, met name dode insecten (Dickson 2002: 200). | | | Adult | Vliegt in de schemering en ’s nachts; komt op licht. | | | Biotoop | Op de enige Nederlandse locatie in gemengd loofbos (vooral eik) gevonden. | | | Geografische verspreiding | | | Nederland | In ons land ontdekt door Lucas, die op 29.V.2003 bij Hoek van Holland (ZH) een vlinder op licht ving (Lucas & Kuchlein 2004: 24-26). | | |
[Kaart in de NDFF Verspreidingsatlas]
| | | Noordwest-Europa | Het eerste exemplaar in Noordwest-Europa werd in 1946 te Londen (Groot-Brittanië) gevangen (Wakely 1947: 205-208). Gedurende een kwart eeuw breidde de soort zich langzaam in Zuidoost-Engeland uit. Daarna ging het snel: rond de eeuwwisseling was B. lacticolella al bekend uit grote delen van Engeland en Schotland, maar nog niet uit Ierland (Dickson: 2002:201). Zeer recent is de soort ook opgemerkt in Denemarken: in 2010 werden de vlinders op twee locaties in de buitenwijken van Kopenhagen gevonden (Seneca & Gregersen, 2011: 23-24). | | | [download kaart als pdf] | | | Areaal | B. lacticolella was een voor Madeira endemische soort, die als adventief Europa heeft bereikt, eerst Engeland (1946), vervolgens in 1996 Zuid-Zweden (Svensson 1997: 37), daarna Nederland (2003) en tenslotte Denemarken (2010). Gedurende een periode van geologische dimensie heeft B. lacticolella op Madeira geleefd tot dankzij de mens de sprong naar Europa mogelijk werd gemaakt; vervolgens is het huidige verspreidingsbeeld ontstaan op eigen kracht, maar ongetwijfeld ook gebruik makend van menselijke transportmogelijkheden. | | | Abundantie | | | Levenscyclus en voltinisme | Op Madeira loopt de vliegtijd van eind maart tot begin oktober (Karsholt & Sinev 2004: 406). In Groot-Brittannië zijn de vlinders in juni - juli en september - oktober gevonden (eenmaal eind december), hetgeen twee generaties suggereert; evenwel in juli uit het ei verkregen rupsen waren in oktober nog actief, wat op één generatie per jaar zou wijzen (de rups overwintert). Het voltinisme is dus nog steeds niet goed bekend (Dickson 2002: 200). | | | Aantalsbewegingen en economische betekenis | Door de levenswijze van de rups zou B. lacticolella potentieel een voorraadinsect kunnen zijn; inderdaad zijn in Engeland de rupsen eenmaal in opgeslagen appels gevonden (Jacobs 1974: 27) en de soort is dan ook wel als een potentieël ernstige beschadiger van de appel gezien, niet alleen opgeslagen, maar ook aan de boom (Alford 1980: 145 – 146). Evenwel, zeer hoge dichtheden worden in Europa nergens meer gemeld; economische schade evenmin. |
LiteratuurAlford, D.V., 1980. Blastobasis decolorella (WOLLASTON) (Lepidoptera: Blastobasidae), a potentially serious apple pest. Plant Pathology 29: 145-146.
Dickson, R.J., 2002. Blastobasidae. In: A.M. Emmet & J.R. Langmaid (red.), The Moths and Butterflies of Great Britain and Ireland 4. Colchester.
Jacobs, S.N.A., 1950. The British Oecophoridae (part 1) and allied genera. Proceedings and Transactions of the South London Entomological & Natural History Society 1948-1949: 125-128. [[Herdrukt in (D.J.L. Agassiz, red.), 1978. Illustrated Papers on British Microlepidoptera: 98-101. Londen.]]
Jacobs, S.N.A., 1974. Blastobasis decolorella (Wollaston) (Lep.: Blastobasidae) attacking stored apples. The Entomologist’s Record and Journal of Variation 86: 27.
Karsholt, O. & S.Y. Sinev, 2004. Contribution to the Lepidoptera fauna of the Madeira Islands 4. Blastobasidae. Beiträge zur Entomologie 54: 387-463.
Kuchlein, J.H. & L.E.J. Bot, 2010. Identification Keys to the Microlepidoptera of The Netherlands. Wageningen & Zeist.
Lucas, J.A.W. & J.H. Kuchlein, 2004. Blastobasis decolorella, nieuw voor Nederland (Lepidoptera: Blastobasidae). Tinea Nederland 1(3): 24-26.
Seneca, U. & K. Gregersen, 2011. Blastobasis lacticolella Rebel, 1940 (Blastobasis decolorella Wollaston, 1858, auctorum) ny for Danmark. Lepidoptera 10: 23-24.
Svensson, J., 1997. Anmärkningsvärda fynd af småfjärilar (Microlepidoptera) i Sverige 1996. Entomologisk Tidskrift 118: 29-41.
Wakely, S., 1947. Occurrence of a species of Blastobasis resembling decolorella Wollaston in South London. Proceedings and Transactions of the South London Entomological & Natural History Society 1947-1948: 205-208.
|
|