Zoeken op soortnaam:
Soortenlijst
|
AfbeeldingenAdult. © Stichting Tinea Adult. © Jerry A. Powell, Essig Museum of Entomology, University of California, Berkeley Adult. © Stichting Tinea NomenclatuurSinds 1851 in Nederland gebruikte wetenschappelijke namen | Kuchlein 1993: 202, nr. 178. Opogona omoscopa (Meyrick, 1893) Kuchlein & De Vos 1999: 32, nr. 184a. Opogona omoscopa (Meyrick, 1893) Kuchlein & Bot 2010: 32, nr. 110405. Opogona omoscopa (Meyr., 1893)
| | |
MorfologieAdult | | | Verwijzing naar afbeeldingen | Afgebeeld door Sterling et al. 2009: fig. 1 (mannetje), fig. 2 (wijfje). | | | Afmetingen | Spanwijdte 17,0-21,0 mm. | | | Kop met aanhangsels | Kop: op schedel tussen de wijd uiteenstaande inplanting van de antennen een rij bruine haarschubben; het aangezicht glad en glanzend, bleekoker. Antenne: viervijfde lengte voorrand voorvleugel; basale lid groot, bruin; schaft bleek okergrijs. Liptaster: lang en opgericht, okerbruin aan de buitenkant, okerwit aan de binnenkant. | | | Borststuk met aanhangsels | Borststuk: donkerbruin, evenals de schouderdeksels. Poten: aan de buitenkant bruin, okerwit aan de binnenkant, scheen achterpoot dicht behaard. Voorvleugel: langwerpig, met spitse punt, glanzend donkerbruin, bewerkstelligd door vermenging van zwartbruine en bruine schubben; de tekening bestaat uit concentraties van zwartbruine schubben aan de vleugelwortel en in de diepe vleugelvouw van wortel tot tornus, bovendien een bleekoker vlekje aan de staarthoek; franje licht grijsbruin met donkere schubben. Achtervleugel: langwerpig met spitse punt, glanzend, lichter of donkerder okergrijs, in het wortelgedeelte meestal lichter; franje lichter of donkerder okergrijs; de achtervleugel bij het mannetje met lange bleek okeren geurschubben in een smalle strook onder de voorrand vanaf het wortelgedeelte tot drievierde van de voorrand. | | | Achterlijf met genitalien | Achterlijf: bleekoker tot bruin. Genitaliën: afbeeldingen van de genitaliën bij Gaedike & Karsholt (2001) en Sterling et al. 2009: fig. 3 (mannetje), fig. 4 (wijfje). | | | Variabiliteit | De grondkleur van voor- en achtervleugel varieert, zoals al in het voorgaande is vermeld. Het lichte vlekje bij de staarthoek van de voorvleugel is vaak onduidelijk en soms afwezig. | | | Herkenbaarheid | De kop van de soorten, behorend tot de onderfamilie Hieroxestinae is karakteristiek: vóór de in het voorafgaande genoemde rij haarschubben tussen de wijd uiteenstaande inplantingen van de antennen bevindt zich een richel, waaronder het aangezicht , dat zeer vlak is, sterk naar achteren wijkt; opdat de afbeelding in Pelham-Clinton (1985b: fig. 92) dit duidelijk maakt moet deze 30° tegen de klok in worden gedraaid. In Nederland zijn behalve Opogona omoscopa nog twee soorten van deze onderfamilie aangetroffen: Oinophila v-flava, die veel kleiner is en Opogona sacchari, die meestal groter is en bovendien de opvallende zwartbruine bestuiving in de vouw van de voorvleugel mist. | | | Onvolwassen stadia | | | Ei | Onbekend. | | | Rups | De rups is witachtig met bruine wratten. Een gedetailleerde beschrijving met afbeeldingen geeft Davis (1978). | | | Pop | Onbekend. |
OecologieLevenswijze en voedsel | | | Rups | De rups voedt zich met dood organisch materiaal van plantaardige herkomst. Zoals vaak bij detritivore soorten ontstaat in de loop van de tijd een lange lijst met plantensoorten, waarvan de rupsen worden vermeld en die lijst bevat bij Opogona omoscopa kruiden (bij voorbeeld verrot suikerriet), bomen en een varen, ook wel in hout gevonden. Volgens één mededeling hebben de rupsen de bloemen van een levende pompoenplant aangevreten, maar dan alleen de bloemen, die de grond raakten (Sterling et al. 2009: 32). De rups van O. omoscopa leeft in een gesponnen gang en is vrij levend. | | | Adult | De vlinder komt op licht. | | | Biotoop | Behalve het in het voorafgaande opgemerkte nog weinig van te zeggen. | | | Geografische verspreiding | | | Nederland | Uit Nederland voor ’t eerst in 1982 door de Plantenziektekundige Dienst (nu: nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit) gemeld (Ulenberg et al. 1983: 165); de zending was afkomstig van de Hawaii-eilanden en via de Verenigde Staten geïmporteerd. Dit is tevens de eerste Europese vondst. In recente tijd tweemaal in het veld gevonden. | | |
[Kaart in de NDFF Verspreidingsatlas]
| | | Noordwest-Europa | Als adventief bekend uit Denemarken en Nederland. In Zuidwest-Engeland in 2004-2005 in kassen aangetroffen, daarna niet meer. Inmiddels was O. omoscopa ook op de Kanaaleilanden gevonden, waar in 2005 en 2007 vijf exemplaren werden gevangen, vier in de lichtval en één binnenshuis. Ook in Engeland zelf in het veld waargenomen (Langmaid & Young 2010: 238). | | | [download kaart als pdf], [download kaart als pdf] | | | Areaal | Aangenomen wordt, dat Opogona omoscopa oorspronkelijk afkomstig is van het eiland St. Helena en zich van daar uit door toedoen van de mens over de wereld heeft kunnen verspreiden (Robinson & Tuck 1997). De soort is bekend uit Afrika (Zuid-Afrika, Madagascar en Ethiopië), uit Azië (India, Indonesië), Australië, Nieuw-Zeeland, eilanden in de Stille Oceaan, alsmede uit de Verenigde Staten. In Europa behalve in de bovengenoemde Noordwest-Europese landen ook in Spanje, Gibraltar, Portugal en Zweden (hier als adventief). | | | Abundantie | | | Levenscyclus en voltinisme | De drie in Nederland gevonden adulten werden van half juni tot begin juli waargenomen. | | | Aantalsbewegingen en economische betekenis | In gebieden, waar de soort al lang bekend is, zoals in Australië en Nieuw-Zeeland, wordt O. omoscopa niet als economisch belangrijk gezien. In Europa wordt de soort pas sinds enkele decennia gevonden. In Noordwest-Europa aanvankelijk adventief, later in kassen en thans ook in het veld. De soort wordt als mogelijke beschadiger van cultuurgewassen gezien in verband met de naaste verwantschap met O. sacchari, een economisch belangrijke belager van suikerriet en bananen (Sterling et al. 2009: 34). O. omoscopa is evenwel niet “quarantine listed”, omdat er geen concrete gevallen van economische schade bekend zijn. |
LiteratuurDavis, D.R., 1978. The North American moths of the genera Phaeoses, Opogona and Oinophila, with a discussion of their supergeneric affinities (Lepidoptera: Tineidae). Smithsonian Contributions to Zoology 282: 1-39.
Gaedike, R. & O. Karsholt, 2001. Contribution to the Lepidoptera fauna of the Madeira Islands 2. Tineidae, Acrolepiidae, Epermeniidae. Beiträge zur Entomologie 51: 161-213.
Kuchlein, J.H., 1993. De kleine vlinders. Handboek voor de faunistiek van de Nederlandse Microlepidoptera. Wageningen.
Kuchlein, J.H. & L.E.J. Bot, 2010. Identification Keys to the Microlepidoptera of The Netherlands. Wageningen & Zeist.
Kuchlein, J.H. & R. de Vos, 1999. Geannoteerde Naamlijst van de Nederlandse Vlinders. Leiden.
Langmaid, J.R. & M.R. Young, 2010. Microlepidoptera review of 2009. The Entomologist"e;s Record and Journal of Variation 122: 233-253.
Pelham-Clinton, E.C., 1985b. Hieroxestidae. In: J. Heath & A.M. Emmet (red.), The Moths and Butterflies of Great Britain and Ireland 2. Cossidae - Heliodinidae.
Robinson, G.S. & K.R. Tuck, 1997. Phylogeny and composition of the Hieroxestinae (Lepidoptera: Tineidae). Systematic Entomology 22: 363-396.
Sterling, P.H., M.P. Lawlor & P.D.M. Costen, 2009. Opogona omoscopa (Meyrick, 1893) (Lepidoptera: Tineidae) new to the Channel Islands. Entomologist"e;s Gazette 60: 29-35.
Ulenberg, S.A., H.C. Burger, L.J.W. de Goffau & G. van Rossem, 1983. Bijzondere aantastingen door insecten in 1982. Entomologische Berichten, Amsterdam 43: 164-168.
|
|