Zoeken op soortnaam:
Soortenlijst
|
Tinea pallescentella
Stainton, 1851
Grote korenmot
|
« Vorige
| Volgende »
|
AfbeeldingenAdult. © Jerry A. Powell, Essig Museum of Entomology, University of California, Berkeley Adult. © Jerry A. Powell, Essig Museum of Entomology, University of California, Berkeley NomenclatuurSinds 1851 in Nederland gebruikte wetenschappelijke namen | Lempke 1976: 16, Tinea pallescentella Stainton, 1851 Kuchlein 1993: 201, nr. 171. Tinea pallescentella Stt., 1851 Kuchlein & De Vos 1999: 31, nr. 0170. Tinea pallescentella Stainton, 1851 Kuchlein & Bot 2010: 31, nr. 110245. Tinea pallescentella Stainton, 1851
| | |
MorfologieAdult | | | Verwijzing naar afbeeldingen | Afgebeeld door Bengtsson et al. 2008: 467, Parenti 2000: pl. 39 fig. 7 en Pelham-Clinton 1985a pl. 9 fig. 7, alle mannetjes. | | | Afmetingen | Spanwijdte 12,0-25,0 mm. Wijfje groter dan mannetje. Knaben (1944: 11) heeft 30 mannetjes en 24 vrouwtjes gemeten en vond waarden van respectievelijk 17,0-19,0 en 22,0-24,0 mm. | | | Kop met aanhangsels | Kop: ruwbehaard, bleek okerbruin, iets grijsachtig. Antenne: bijna 0,9 lengte voorrand voorvleugel; schaft bruin. | | | Borststuk met aanhangsels | Borststuk: gekleurd als voorvleugel, evenzo de schouderdeksels. Voorvleugel: bleek grijsbruin, meer of minder bruin besprenkeld of bestoven, wortelgedeelte vaak wat donkerder bruin; de donkerbruine tekening bestaat uit een vlek aan de wortel onder de vouw, gevolgd door of verbonden met een streep (of bredere bestuiving) in de vouw, alsmede de twee middenstippen, waarvan de buitenste de grootste is; franje gekleurd als grondkleur voorvleugel, met zwartbruine basale lijn en brede bruine delingslijn; het glasvlekje bij de basis van de voorrand ontbreekt. Achtervleugel: glanzend lichtgrijs met zweem van bruin in het puntgedeelte; franje eveneens lichtgrijs, maar iets naar geelbruin trekkend. | | | Achterlijf met genitalien | Achterlijf: wat lichter gekleurd dan de voorvleugel. Genitaliën: afbeelding van de genitaliën bij Bengtsson et al. 2008: 468 (mannetje en vrouwtje) en bij Petersen 1969: fign. 154, 163 (mannetjes), fig. 171 (vrouwtje); Hannemann 1977: fig. 123b beeldt als de vrouwelijke genitaliën van T. pallescentella abusievelijk die van T. columbariella af. | | | Variabiliteit | De grondkleur van de voorvleugel soms donkerder bruin; de delingslijn in de franje kan gereduceerd zijn. Overige variaties kwamen in het voorgaande al ter sprake. | | | Herkenbaarheid | Van de op T. pallescentella gelijkende Tinea-soorten te onderscheiden door de aanwezigheid van de opvallend donkere streep of band in de vouw van de voorvleugel. | | | Onvolwassen stadia | | | Ei | Onbekend. | | | Rups | Kop donkerbruin met zwartbruine randen. Borststuk met roodbruin nekschild. Het achterlijf witachtig, de wratten gewoonlijk onopvallend. Gedetailleerde beschrijving met afbeeldingen bij Hinton 1956: 312-314, fign. 175-183. | | | Pop | Onbekend. |
OecologieLevenswijze en voedsel | | | Rups | De rups voedt zich met dood organisch materiaal van dierlijke oorsprong, zoals vachten of veren van kadavers en is ook in wollen stoffen aangetroffen, die zich buiten bevonden (Hinton 1956: 314). De vlinders worden wel in of bij graanopslagplaatsen en molens gevonden, maar de vraag is of de rupsen daar plantaardig materiaal eten. De Nederlandse naam voor deze soort is dan ook enigszins misleidend. De rupsen kunnen wel degelijk schadelijk zijn, zoals in voorraden stokvis (Knaben 1944). De rups spint alleen een zakje om daarin te vervellen; zodra de huid stevig genoeg is wordt dit weer verlaten. De rups is vrij levend. | | | Adult | Het adult vliegt ’s nachts en komt op licht. | | | Biotoop | De soort leeft zowel binnenshuis als daarbuiten, maar waarschijnlijk vooral dat laatste. | | | Geografische verspreiding | | | Nederland | In Nederland enkele malen geïmporteerd, voor ’t eerst in 1951 met partijen vismeel (Van Rossem, 1952: LXXXVI), maar ook buitenshuis gevonden. | | |
[Kaart in de NDFF Verspreidingsatlas]
| | | Noordwest-Europa | Evenals in Nederland ook in België en Noordwest-Duitsland op een aantal verspreide plaatsen gevonden. Zowel uit Denemarken als uit Groot-Brittannië zijn echter relatief veel vondsten bekend. | | | [download kaart als pdf], [download kaart als pdf] | | | Areaal | Het meest gevonden in Groot-Brittannië en Denemarken (lange tijd alleen van de Britse eilanden bekend). Inmiddels waarnemingen uit het zuiden van Noorwegen, Zweden en Finland, oostwaarts tot uit de omgeving van Moskou en in het zuiden tot uit Roemenië, Hongarije, Oostenrijk en Italië en tenslotte in het westen uit Frankrijk, Ierland, de Faeröer eilanden en IJsland. Buiten Europa is T. pallescentella gevonden in de Verenigde Staten, Argentinië en Nieuw-Zeeland. Enerzijds wordt aangenomen, dat deze gebieden vanuit Europa zijn gekoloniseerd (Hinton 1956: 314), anderzijds wordt gedacht, dat de soort vanuit Argentinië halverwege de 19e eeuw in Europa is geïmporteerd (Pelham-Clinton 1985a: 203). | | | Abundantie | | | Levenscyclus en voltinisme | Niet bekend; de vlinder wordt in Noordwest-Europa gedurende het gehele jaar gevonden en blijkt ook in de winter actief te kunnen zijn. | | | Aantalsbewegingen en economische betekenis | Hoogst zelden is van economische schade sprake, zoals in het voorafgaande al is vermeld. |
LiteratuurBengtsson, B.Å., G. Palmqvist & R. Johansson, 2008. Fjärilar: Käkmalar - Säckspinnere. Lepidoptera: Micropterigidae - Psychidae. Denna volym omfatter samtliga nordiska arter. Uppsala.
Hannemann, H.-J., 1977. Kleinschmetterlinge oder Microlepidoptera 3. Federmotten (Pterophoridae), Gespinstmotten (Yponomeutidae), Echte Motten (Tineidae). Die Tierwelt Deutschlands 63: 165-266.
Hinton, H.E., 1956. The larvae of the species of Tineidae of economic importance. Bulletin of entomological Research 47: 251-346.
Knaben, N., 1944. Beretning om en del Lepidoptera-arter, nye for Norges fauna. Bergens Museumarbok 1944, Natura Rekke 2: 3-12.
Kuchlein, J.H., 1993. De kleine vlinders. Handboek voor de faunistiek van de Nederlandse Microlepidoptera. Wageningen.
Kuchlein, J.H. & L.E.J. Bot, 2010. Identification Keys to the Microlepidoptera of The Netherlands. Wageningen & Zeist.
Kuchlein, J.H. & R. de Vos, 1999. Geannoteerde Naamlijst van de Nederlandse Vlinders. Leiden.
Lempke, B.J., 1976. Naamlijst van de Nederlandse Lepidoptera. Bibliotheek van de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging 21.
Parenti, U., 2000. A Guide to the Microlepidoptera of Europe. Turijn.
Pelham-Clinton, E.C., 1985a. Tineidae. In: J. Heath & A.M. Emmet (red.), The Moths and Butterflies of Great Britain and Ireland 2. Cossidae - Heliodinidae.
Petersen, G., 1969. Beiträge zur Insektenfauna der DDR: Lepidoptera - Tineidae. Beiträge zur Entomologie 19: 311-388.
Van Rossem, G., 1952. Verslag over het optreden van enige schadelijke insecten van het jaar 1951. Tijdschrift voor Entomologie 95: LXXXIV-XC.
|
|