Zoeken op soortnaam:
Soortenlijst
|
Micropterix osthelderi
Heath, 1975
Osthelders oermotje
|
« Vorige
| Volgende »
|
AfbeeldingenNomenclatuurSinds 1851 in Nederland gebruikte wetenschappelijke namen | Kuchlein & De Vos 1999: 21, nr. 0005 Micropterix osthelderi Heath, 1975 Kuchlein & Bot 2010: 26, nr. 010038 Micropterix osthelderi Heath, 1975
| | |
MorfologieAdult | | | Verwijzing naar afbeeldingen | De vlinders zijn afgebeeld door Whitebread 1992: fig. 2 (mannetje), Zeller-Lukashort et al. 2007: fig. 85 (mannetje), fig. 86 (vrouwtje) en door Bengtsson et al. 2008: fig. p. 54 (mannetje). | | | Afmetingen | 9,0-12,1 mm; het mannetje gemiddeld kleiner dan het wijfje. | | | Kop met aanhangsels | Kop: ruw behaard, goudgeel bij het mannetje, grijsgeel bij het wijfje. Antenne: bij het mannetje drievierde lengte voorrand voorvleugel, bij het vrouwtje de helft; donkerbruin, enigszins goudglanzend. | | | Borststuk met aanhangsels | Borststuk: goudkleurig met donkerder schouderdeksels. Poten: grijsgeel met zweem van goud. Voorvleugel: purperachtig met gouden en zilvergouden tekening; deze bestaat uit een grote gouden wortelvlek, die echter langs de achterrand de middenband niet bereikt, maar naar voren de voorrand vaak wél, bovendien een eveneens goudkleurige streep langs de buitenrand; verder zilvergouden tekening, die bestaat uit een volledige middenband, een kleine voorrandvlek op éénderde en een veel grotere op drievierde; franje bruin, aan de basis donkerder. Achtervleugel: purperachtig brons, naar de punt toe donkerder; franje bruin, aan de basis donkerder. | | | Achterlijf met genitalien | Achterlijf: grijsbruin. Genitaliën: voor algemene opmerkingen over de Micropterix-genitaliën zie bij M. tunbergella. Afbeeldingen van de genitaliën bij Razowski 1975: fig. 24 (mannetje), bij Zeller-Lukashort et al. 2007: fig. 101 (mannetje), fig. 118 (achterlijf vrouwtje) en bij Bengtsson et al. 2008: fig. p. 54 (mannetje). | | | Variabiliteit | Te weinig materiaal voor een oordeel. | | | Herkenbaarheid | Gelijkt veel op M. schaefferi; zelfs onder de paratypen van M. osthelderi bleken zich exemplaren van M. schaefferi te bevinden (Zeller-Lukashort et al. 2007: 275). In het wortelveld van de voorvleugel is het duidelijkste verschil in uiterlijk tussen beide soorten te zien: bij M. schaefferi bereikt de gouden streep, die vanaf de vleugelwortel langs de achterrand loopt, de middenband en dat is bij M. osthelderi niet het geval; bovendien is bij laatstgenoemde soort de streep veel breder en kan een grote vlek worden, die de voorrand nadert. | | | Onvolwassen stadia | | | Ei | Onbekend. | | | Rups | Onbekend; gelijkt hoogstwaarschijnlijk op die van M. aruncella en M. calthella, zie aldaar. | | | Pop | Onbekend. |
OecologieLevenswijze en voedsel | | | Rups | Onbekend, maar de rups leeft waarschijnlijk dicht boven of onder de grond polyfaag van lage planten. | | | Adult | Dagactief; komt niet op licht. | | | Biotoop | Aan de randen van en open plekken in droge beuken- en naaldhoutbossen. | | | Geografische verspreiding | | | Nederland | Het enige uit Nederland bekende exemplaar werd op 28.V.1911 door H.J.van der Beek bij Epen (LI) gevonden (Langohr & Kuchlein 1998: 227). De vlinder bevindt zich in het Zoölogisch Museum te Amsterdam. Deze pas in recente tijd beschreven soort werd door G.R,Langohr in die collectie ontdekt tussen als M. aureatella gedetermineerd materiaal. | | |
[Kaart in de NDFF Verspreidingsatlas]
| | | Noordwest-Europa | In Jutland (Denemarken) van 1973 tot 1996 meermalen gevonden. Afgezien van het Nederlandse exemplaar verder in Noordwest-Europa niet waargenomen. | | | [download kaart als pdf] | | | Areaal | Een lokale soort met een betrekkelijk klein verspreidingsgebied. M. osthelderi komt vooral (maar toch weinig) voor in de Midden-Europese berggebieden: in Frankrijk bij het Zwitserse Genève, Zwitserland, Baden-Württemberg, Beieren, Zuid-Polen, Tsjechië en Slowakije; daarbuiten bekend van de Rheingau (Hessen) en de Noordwest-Europese locaties. Het zou raadzaam zijn soorten als M. osthelderi op Europees niveau te monitoren, omdat het gevaar van uitsterven niet denkbeeldig is. | | | Abundantie | | | Levenscyclus en voltinisme | Univoltien; de vlinders van eind V tot midden VI (in Denemarken en Nederland). | | | Aantalsbewegingen en economische betekenis | Geen grote populaties (steeds in een enkel exemplaar gevonden). |
|