Zoeken op soortnaam:
Soortenlijst
|
Lobesia botrana
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Wijnstokbladroller
|
« Vorige
| Volgende »
|
AfbeeldingenAdult. Mannetje. Foto: H. ten Holt; © Stichting Tinea Adult. Vrouwtje. Foto: H. ten Holt; © Stichting Tinea NomenclatuurSinds 1851 in Nederland gebruikte wetenschappelijke namen | Kuchlein & Bot 2010: 61, nr. 413825 Lobesia botrana (Denis & Schiffermüller, 1775) Kuchlein & Bot 2010: 61, nr. 413825. Lobesia botrana (Denis & Schiffermüller, 1775)
| | |
MorfologieAdult | | | Verwijzing naar afbeeldingen | Afgebeeld door Bradley et al. 1979: pl. 26 fig. 23 (mannetje), Razowski 2001: pl. 11 fig. 232 (wijfje) en Razowski 2003: pl. 1 fig. 22 (dezelfde figuur). | | | Afmetingen | Spanwijdte 13,0-15,0 mm. | | | Kop met aanhangsels | Kop: schedel vuilgeel beschubd, vooral opzij gemengd met donkergetopte schubben; aangezicht witachtig tot vuilgeel. Antenne: de helft tot drievijfde lengte voorrand voorvleugel; basaal lid vuilgeel tot bruin; schaft van boven witachtig of vuilgeel, donkerbruin gemengd, onderkant witachtig, topje donkerbruin geringd. Liptaster: eerste lid vuilgeel, tweede lid van buiten vuilgeel en grotendeels met donkergetopte schubben, aan de binnenkant witachtig; derde lid vuilgeel. | | | Borststuk met aanhangsels | Borststuk: vooral van voren met zwartbruine beschubbing, in ’t midden okerkleurig en van achteren met zwartbruine en okeren beschubbing; schouderdeksels okerkleurig, aan de voorkant zwartbruin. Poten: aan de binnenkant vuil geelwit, de achterpoot aan de buitenzijde met zwakke donkere bestuiving van scheen en tarsleden; de beide andere potenparen aan de buitenkant met zwartbruine bestuiving en lichte banden op scheen en tarsleden. Voorvleugel: loodgrijs met enkele zwarte en witachtige schubben, vooral naar de voorrand toe lichter gekleurd; de tekening is bruinoker, gemengd met wat zwarte schubben en bestaat uit een wortelveld met fijne dwarsstreepjes, een dwarsband in het midden, die aan de binnenkant tamelijk recht is en die aan de buitenzijde in het midden met een punt naar de buitenrand wijst, verder een grote brede vlek tegen de buitenrand en tenslotte zijn er nog enkele kleinere bruinokeren vlekken, een aantal geelwitte en zwarte streepjes of vlekjes langs de voorrand, een zwarte streep langs de voorrandhelft van de buitenrand van de middenband en een zwarte stip in de vleugelpunt; de bruinokeren tekening is geelwit begrensd; franje grijs, aan de basis vanaf de staarthoek achtereenvolgens donkergrijs, lichtgrijs, grijsbruin en bruin, aan de top lichtoker, maar bij de vleugelpunt zwartachtig. Achtervleugel: bij het mannetje witachtig, dun beschubd en iets donkerder aan de vleugelpunt; franje glanzend wit met een grijze delingslijn bij de basis; bij het wijfje de achtervleugel geheel grijsbruin, franje als bij mannetje. | | | Achterlijf met genitalien | Achterlijf: donker grijsbruin met dwarsrijen lichter gekleurde schubben. Genitaliën: afbeeldingen van de genitaliën bij Razowski 2003: pl. 3 fig. 22 (mannetje), pl. 55 fig. 22 (vrouwtje) en bij Chambon 1999: 388 fig. 2544 (mannetje). | | | Variabiliteit | Kleur en aard van de beschubbing op de achtervleugel zijn bij het wijfje anders dan bij het mannetje (zie hierboven). In het voorafgaande zijn bovendien al enkele kleinere variaties vermeld. Op de voorvleugel bereikt de dwarsband soms de voor- of achterrand niet, verder kan de zwarte bestuiving sterker zijn. | | | Herkenbaarheid | De combinatie van de loodgrijze grondkleur van de voorvleugel met de kleur en aard van de tekening is kenmerkend voor de soort. | | | Onvolwassen stadia | | | Ei | Lensvormig; aanvankelijk geelachtig, later grijs (Bovey 1966). | | | Rups | Kop geelbruin; nekschild zwartbruin; achterlijf variërend van geelgroen tot donkergroen en van bleekbruin tot bruin, de huid korrelig; borstpoten bruin; anaalschild licht geelbruin, anale kam aanwezig met 6-8 doorns (Swatschek 1958: 193, zie aldaar ook voor een meer gedetailleerde beschrijving). | | | Pop | Afgebeeld door Patocka & Turcáni 2005b: pl. 120 fign. 33-43. Beschrijving: afmetingen 6,5-7,5 x 1,7-1,9 mm; rood bruinoker; meer gedetailleerde gegevens bij Patocka & Turcáni 2005a: 224. |
OecologieLevenswijze en voedsel | | | Rups | Bekend van Arbutus unedo, zuurbes (Berberis vulgaris), bosrank (Clematis vitalba), kornoelje (Cornus), meidoorn (Crataegus), peperboompje (Daphne), klimop (Hedera helix), wilde liguster (Ligustrum vulgare), kamperfoelie (Lonicera), magnolia (Magnolia), sleedoorn (Prunus spinosa), Rhammus infectoria, ribes (Ribes), rozemarijn (Rosmarinus officinalis), braam (Rubus), wollige sneeuwbal (Viburnum lantana) en de wijnstok (Vitis vinifera). Mogelijk ook op appel (Malus) (Razowski 2002: 22). De uit de eieren (die apart op de stengels, stammen of vruchten worden gelegd) komende rupsen van de eerste generatie leven in spinsel op bloemen en bladeren, maar ook in knoppen en jonge vruchten; de rupsen van de tweede generatie beperken zich tot de vruchten. Verpopping in een cocon op de verblijfplaats van de rups of in de schors (Lhomme 1946: 387; Bovey 1966; Razowski 2003: 22). | | | Adult | Komt op licht. | | | Biotoop | In Noordwest-Europa in tuinen gevonden. | | | Geografische verspreiding | | | Nederland | Op grond van een op 10.VII.2006 te Twello (GE) door J.B. Wolschrijn gevangen mannetje opgenomen in de Nederlandse naamlijst en de determineertabellen (Kuchlein & Bot 2010: 61, 322). Een tweede exemplaar vond A.A.P. Schreurs op 1.VII.2009 te Kerkrade (LI) (Koster 2010: 48). Deze vangsten moeten als incidentele vondsten worden beschouwd (adventieven?, migranten?, beginnende kolonisatie?). | | |
[Kaart in de NDFF Verspreidingsatlas]
| | | Noordwest-Europa | Uit Noordwest-Duitsland zijn weinig waarnemingen bekend die bovendien alle meer dan een halve eeuw oud zijn; ook in Denemarken slechts enkele vondsten (die als adventief worden beschouwd). De eerste vondst in Engeland bestond uit drie exemplaren, die in 1976 in een tuin bij Londen werden gevonden (Agassiz 1977: 21); daarna nog vijf maal in Engeland aangetroffen. Uit België is één wijfje bekend, dat uit een te Watermael (Brussel) in 1935 gevonden rups was opgekweekt en waarvan alleen bekend is, dat die niet van wijnstok afkomstig was (Janmoulle 1938: 253). | | | [download kaart als pdf] | | | Areaal | Soort met ruime palaearctische verspreiding; daarbuiten alleen in Oost-Afrika gevonden. De noordgrens van het areaal loopt van Noord-Frankrijk, Zuid Duitsland en Centraal-Azië naar Japan; de zuidgrens van het areaal van Noord-Afrika, Turkije, het Nabije Oosten (inclusief Iran) tot in Irak. In Europa is echter een aanzienlijk aantal waarnemingen uit noordelijker gebieden afkomstig (zie hierboven) tot in Zweden toe. De oecologische status daarvan is niet bekend, de noordelijkste vonden worden echter als adventieven beschouwd. | | | Abundantie | | | Levenscyclus en voltinisme | In Midden-Europa bivoltien, in zuidelijker gebieden drie tot vier generaties per jaar. De pop overwintert. | | | Aantalsbewegingen en economische betekenis | In de warmere streken een ernstige plaag van wijnstok, vooral in Zuid-Europa. |
LiteratuurAgassiz, D., 1977. Lobesia botrana (Denis & Schiffermuller) (Lep., Tortricidae), a species new to Britain. Entomologist"e;s Gazette 28: 21-22.
Bovey, P., 1966. Lépidoptères I. Superfamilie des Tortricoidea. In: A.S. Balachowski (red.), Entomologie appliquée à l"e;agriculture 2.
Bradley, J.D., W.G. Tremewan & A. Smith, 1979. British Tortricoid Moths. Tortricidae: Olethreutinae. Londen.
Chambon, J.-P., 1999. Atlas des genitalia mâles des Lepidoptères Tortricidae de France et Belgique. Parijs.
Janmoulle, E., 1938. Assemblée mensuelle du 4 juin 1938. Annales de la Société entomologique de Belgique 78: 250-253.
Koster, J.C., 2010. Faunistische mededelingen. In: M.J. van der Straten. Verslag bijeenkomst Sectie Snellen op 27 maart 2010 te Schoonrewoerd. Franje 13: 45-49.
Kuchlein, J.H. & L.E.J. Bot, 2010. Identification Keys to the Microlepidoptera of The Netherlands. Wageningen & Zeist.
Lhomme, L. (red.), 1946. Microlépidoptères 3. Catalogue des Lépidoptères de France et de Belgique 2: 308-488.
Patocka, J. & M. Turcáni, 2005a. Lepidoptera Pupae. Central European Species. Text volume. Stenstrup.
Patocka, J. & M. Turcáni, 2005b. Lepidoptera Pupae. Central European Species. Plate volume. Stenstrup.
Razowkski, J., 2002. Tortricidae (Lepidoptera) of Europe I. Tortricinae and Chlidanotinae. Bratislava.
Razowski, J., 2001. Die Tortriciden (Lepidoptera. Tortricidae) Mitteleuropas. Bestimmung - Verbreitung - Flugstandort - Lebensweise der Raupen. Bratislava.
Razowski, J., 2003. Tortricidae (Lepidoptera) of Europe 2. Olethreutinae. Bratislava.
Swatschek, B., 1958. Die Larvalsystematik der Wickler (Tortricidae und Carposidae). Berlijn.
|
|