Zoeken op soortnaam:
Soortenlijst
|
Argyroploce arbutella
(Linnaeus, 1758)
Roestrode bosbesbladroller
|
« Vorige
| Volgende »
|
AfbeeldingenAdult. © Stichting Tinea Adult. Prov. Gelderland, Apeldoorn - Noord (193-471), 25.vii.2008.. Foto: H.J. van Woerden NomenclatuurSinds 1851 in Nederland gebruikte wetenschappelijke namen | Kuchlein & De Vos 1999: 94, nr. 1010 Argyroploce arbutella (Linnaeus, 1758) Kuchlein & De Vos 1999: 94, nr. 1011. Argyroploce arbutella (Linnaeus, 1758) Kuchlein & Bot 2010: 60, nr. 413630 Argyroploce arbutella (Linnaeus, 1758) Kuchlein & Bot 2010: 60, nr. 413630. Argyroploce arbutella (Linnaeus, 1758)
| | |
MorfologieAdult | | | Verwijzing naar afbeeldingen | Afbeeldingen bij Bradley et al. 1979: pl. 23 fign. 1 (mannetje) en 2 (wijfje, beiden als Olethreutes arbutella (Linnaeus)), bij Razowski 2001: pl. 12 fig. 268 (wijfje, als Argyroploce arbutellus (Linnaeus, 1758)), bij Razowski 2003: pl. 3 fig. 77 dezelfde figuur en bij Parenti 2000: pl. 113 fig. 6 (mannetje). | | | Afmetingen | Spanwijdte 13,0-15,0 mm. | | | Kop met aanhangsels | Kop: schedel en aangezicht van geelrood tot roestrood en purperrood. Antenne: half zo lang als voorrand voorvleugel; basaal lid van voren donkerbruin, van achteren wit; de schaft evenzo. Liptaster: grijs, middelste lid aan de buitenkant purperrood gemengd. | | | Borststuk met aanhangsels | Borststuk: dezelfde kleur als de kop; evenzo de schouderdeksels. Poten: lichtbruin tot bruin. Voorvleugel: oranjebruin tot roestkleurig met purperrode inmenging; de tekening bestaat uit vele onregelmatige, witgerande, loodgrijze dwarslijntjes; franje aan de basis gekleurd als het aangrenzende vleugelgedeelte, naar buiten toe lichter. Achtervleugel: donker grijsbruin; franje lichter, met donkere delingslijn bij de basis. | | | Achterlijf met genitalien | Achterlijf: grijsbruin. Genitaliën: afbeeldingen van de genitaliën bij Razowski 2003: pl. 8 fig. 77 (mannetje), pl. 60 fig. 77 (vrouwtje), bij Hannemann 1961: fig. 434b en bij Pierce & Metcalfe 1922: pl. 16 (mannetje en vrouwtje, als A. arbutana L.) | | | Variabiliteit | Enkele kleinere variaties werden in vorenstaande al vermeld. Voorts kan de voorvleugel in plaats van de purperrode een meer roestgele inmenging hebben (Bradley et al. 1979: pl. 23 fig.2, niet duidelijk.) Bij de f. furiosella Kennel, 1916 zijn kop, borststuk en grondkleur voorvleugel diep donker oranjerood, naar de vleugelpunt toe nog donkerder, de dwarslijntjes zijn dof blauwgrijs (Kennel 1916: pl. 17 fig. 51). | | | Herkenbaarheid | Gelijkt enigszins op A. mygindiana, maar die soort heeft een grotere spanwijdte, een donkergrijze kop en een donkerder gekleurde voorvleugel. | | | Onvolwassen stadia | | | Ei | Geen gegevens bekend. | | | Rups | Kop, nekschild, anale schild en borststuk zwartbruin; achterlijf bruingeel; wratten op borststuk bruin, op achterlijf van gelijke kleur als achterlijf (Bradley et al. 1979: 23). | | | Pop | Afgebeeld door Patocka & Turcáni 2005b: pl. 119 fig. 29-35. Beschrijving: grootte: 7,1-8,3 x 2,0-2,5 mm; donker roodbruin, sculptuur tamelijk fijn; wratten zwak; het cremaster lijkt op dat van Hedya ochroleucana en A. mygindiana (Patocka & Turcáni 2005a: 223, waar nog nadere details worden gegeven). |
OecologieLevenswijze en voedsel | | | Rups | Leeft op rijsbes (Vaccinium uliginosum), rode bosbes (V. vitis-idaea) en berendruif (Arctostaphylos uva-ursi), tussen de topblaadjes (Bradley et al. 1979: pl. 1 fig. 4), waarbij het hart van de scheut wordt gegeten; ook wel elders op de plant tussen twee samengesponnen blaadjes; in Nederland op de laatste twee soorten gevonden; ook vermeld van de niet in Nederland voorkomende Arctostaphylos alpina en Arbutus unedo. De rups verpopt in het spinsel. | | | Adult | Vliegt in de late namiddag in snelle vlucht boven de waardplant en komt ’s nachts op licht. In Nederland vaak gevonden op plekken waar de voedselplant niet voorkomt en soms op twee van zulke plekken op dezelfde datum; dit is een sterke aanwijzing voor opgetreden migratie (Van Vuure 1997: 27-28). | | | Biotoop | In Nederland voorkomend op heiden; in tuinen (F.A. Bink kweekte in 1996 een exemplaar uit een in zijn tuin te Bennekom op berendruif gevonden pop) en kwekerijen, maar vooral migrerend aangetroffen (zie het voorafgaande). | | | Geografische verspreiding | | | Nederland | In 1992 is A. arbutella voor ’t eerst in ons land gevonden op drie plaatsen; als adventief op een kwekerij te Boskoop (ZH), waar op een zending uit Duitsland talrijke rupsen werden gevonden op rode bosbes (Romeijn 1994a: 41) en in datzelfde jaar de vlinders op licht te Twello (GE) en bij Zuidloo (OV), respectievelijk gevangen door J.B. Wolschrijn en G.J. Flint (Huisman & Koster 1995: 62-63). Daarna vooral in de provincie Gelderland waargenomen. De vondsten in ons land wekken de indruk, dat de soort als migrant in meer of minder grote golven over ons land komt. | | |
[Kaart in de NDFF Verspreidingsatlas]
| | | Noordwest-Europa | In Groot-Brittannië lange tijd alleen uit Schotland bekend geweest, in de laatste halve eeuw zijn daaraan toegevoegd een locatie aan de West-Ierse kust en op het eiland Man. In Denemarken tot recente tijd alleen in Jutland gevonden. Uit Noordwest-Duitsland enkele oude vondsten bekend uit Bremen, Hamburg en Hannover (alle vóór 1920); echter in deze eeuw in Sleeswijk-Holstein (als rups) en Nordrhein-Westfalen (als rups en adult) teruggevonden. Uit België en Luxemburg is A. arbutella niet bekend. | | | [download kaart als pdf] | | | Areaal | Komt in bijna geheel Europa voor, in Scandinavië tot aan de Noordkaap toe; vooral in het bergland; ook uit Oost-Siberië bekend. Uit deze verspreidingsgegevens komt het volgende beeld naar voren: A. arbutella prefereert koelere gebieden. In Midden-, Zuid- en Zuidoost-Europa komt de soort immers in de bergen voor, in Scandinavië echter vrijwel overal. In Nederland treedt sinds 1992 in meer of mindere mate immigratie op, maar A. arbutella kan zich in ons land waarschijnlijk slecht of niet handhaven. | | | Abundantie | | | Levenscyclus en voltinisme | Bij A. arbutella komen in Nederland twee gescheiden vluchtperioden voor: de eerste van 27 april tot 6 juni en de tweede, van veel grotere omvang, van 5 juli tot 12 augustus; in de literatuur worden echter alleen de maanden mei en juni opgegeven met als uitzondering de enige vangst uit Brunswijk (Niedersachsen) op 11.VI.1919 (Füge et al. 1930: 88). In ons land zijn de in het veld gevonden rupsen eind maart tot begin april verzameld. Zou er inderdaad sprake zijn van twee generaties per jaar – wat ook Huisman et al. 1998: 63 menen – dan zijn dit de rupsen van de eerste generatie: de pop , die F. Bink in zijn tuin vond op 20 juli zou dan tot de tweede generatie behoren. | | | Aantalsbewegingen en economische betekenis | Na de ontdekking in Nederland in 1992 vervolgens acht jaren achtereen gevonden met als piekjaar 1995 (met bijvoorbeeld lichtvangsten van 30 exemplaren). Na dit topjaar dalen de aantallen en worden in 2001 en 2002 geen vondsten meer gedaan. Daarna volgen afwisselend jaren van (bescheiden) aanwezigheid en afwezigheid. Van economische betekenis is, behalve bij de hierboven genoemde melding uit Boskoop, niets bekend. |
LiteratuurBradley, J.D., W.G. Tremewan & A. Smith, 1979. British Tortricoid Moths. Tortricidae: Olethreutinae. Londen.
Füge, B., W. Pfennigschmidt, W. Pietsch & J. Troeder, 1930. Die Schmetterlinge der weiteren Umgebung der Stadt Hannover. Hannover.
Hannemann, H.-J., 1961. Kleinschmetterlinge oder Microlepidoptera I. Die Wickler (s. str.) (Tortricidae). Die Tierwelt Deutschlands 48: 1-233.
Huisman, K.J. & J.C. Koster, 1998. Nieuwe en interessante Microlepidoptera uit Nederland in het jaar 1995 (Lepidoptera). Entomologische Berichten, Amsterdam 58: 53-69.
Kennel, J., 1908-1921. Die Palaearktischen Tortriciden. Eine monographische Darstellung. Zoologica 21(54): 1-742.
Kuchlein, J.H. & L.E.J. Bot, 2010. Identification Keys to the Microlepidoptera of The Netherlands. Wageningen & Zeist.
Kuchlein, J.H. & R. de Vos, 1999. Geannoteerde Naamlijst van de Nederlandse Vlinders. Leiden.
Parenti, U., 2000. A Guide to the Microlepidoptera of Europe. Turijn.
Patocka, J. & M. Turcáni, 2005a. Lepidoptera Pupae. Central European Species. Text volume. Stenstrup.
Patocka, J. & M. Turcáni, 2005b. Lepidoptera Pupae. Central European Species. Plate volume. Stenstrup.
Pierce, F.N. & J.W. Metcalfe, 1922. The Genitalia of The Group Tortricidae of the Lepidoptera of the British Islands [Herdrukt in 1960]. Oundle.
Razowski, J., 2001. Die Tortriciden (Lepidoptera. Tortricidae) Mitteleuropas. Bestimmung - Verbreitung - Flugstandort - Lebensweise der Raupen. Bratislava.
Razowski, J., 2003. Tortricidae (Lepidoptera) of Europe 2. Olethreutinae. Bratislava.
Romeijn, G., 1994a. Olethreutes arbutella infesting Vaccinium. Verslagen en mededelingen van de Plantenziektenkundige Dienst 171: 41.
Van Vuure, J., 1997. Het voorkomen van Olethreutes arbutella in Nederland (Lepidoptera: Tortricidae). Entomologische Berichten, Amsterdam 57: 27-28.
|
|