Zoeken op soortnaam:
Soortenlijst
|
Epichoristodes acerbella
(Walker, 1864)
Anjerrechthoekvleugeltje
|
« Vorige
| Volgende »
|
AfbeeldingenAdult. © Stichting Tinea Rups. Foto: M. van der Straten, © nVWA, NRC Rups. Foto: M. van der Straten, © nVWA, NRC NomenclatuurSinds 1851 in Nederland gebruikte wetenschappelijke namen | Lempke 1976: 29, Epichoristodes acerbella (Walker, 1864) Lempke 1976a: 29, Epichoristodes acerbella (Walker, 1864) Kuchlein 1993: 223, nr. 811. Epichoristodes acerbella (Wlk., 1864) Kuchlein 1993a: 223, nr. 811 Epichoristodes acerbella (Wlk., 1864) Kuchlein & De Vos 1999: 91, nr. - Epichoristodes acerbella (Walker, 1864) Kuchlein & De Vos 1999: 91, nr. -. Epichoristodes acerbella (Walker, 1864) Kuchlein & Bot 2010: 59, nr. 413250 Epichoristodes acerbella (Walker, 1864) Kuchlein & Bot 2010: 59, nr. 413250. Epichoristodes acerbella (Walker, 1864)
| | |
MorfologieAdult | | | Verwijzing naar afbeeldingen | Afgebeeld door Razowski 2002: pl. 13 fig. 331 (mannetje), fig. 332 (wijfje) en Nash & Corley 2003: pl. A (adult). | | | Afmetingen | Spanwijdte 16,0-26,0 mm, wijfje gemiddeld groter dan mannetje. | | | Kop met aanhangsels | Kop: schedel grijsachtig bruingeel, bij de ogen grijs; aangezicht grijsachtig bruingeel. Antenne: iets korter dan de helft van de voorrand voorvleugel, basale lid en schaft grijsbruin. Liptaster: eerste lid bruingeel, tweede lid aan de buitenkant bruin met geelbruine onderrand, derde lid bruin, de gehele liptaster aan de binnenkant bleekgeel. | | | Borststuk met aanhangsels | Borststuk: bruingeel tot grijsachtig bruingeel, schouderdeksels evenzo. Poten: voorste en middelste potenpaar aan de buitenkant bruin, achterste potenpaar van buiten geelachtig; alle potenparen aan de binnenkant witachtig. Voorvleugel: grondkleur helder okergeel of bruingeel; de tekening bestaat uit een roodbruine of grijsbruine veeg langs de achterrand bij de staarthoek, verder verspreid over de vleugel enkele zwartgetopte schubben; franje grijswit, bij de punt overgaand in de kleur van de voorvleugel en met zeer onduidelijke delingslijn, die eveneens de kleur van de voorvleugel heeft. Achtervleugel: glanzend grijswit met een zweem van grijsbruin; franje witachtig. | | | Achterlijf met genitalien | Achterlijf: witachtig. Genitaliën: afbeeldingen van de genitaliën bij Razowski 2002: pl. 33 fig. 331 (mannetje), pl. 67 fig. 331 (wijfje) en bij Chambon 1999: 72, fig. 1972 (mannetje). | | | Variabiliteit | In de voorvleugel kan elk spoor van tekening verdwenen zijn; soms is donkere bestuiving in het wortelgedeelte voorhanden. Enkele kleinere variaties zijn al in het voorafgaande vermeld. | | | Herkenbaarheid | De combinatie van de eigenaardige grondkleur van de voorvleugel met de tekening, die alleen bestaat uit een donkere achterrandveeg bij de staarthoek, is kenmerkend. | | | Onvolwassen stadia | | | Ei | Geen gegevens bekend. | | | Rups | Geen gegevens bekend. | | | Pop | Geen gegevens bekend. |
OecologieLevenswijze en voedsel | | | Rups | Bekend van vele soorten kruiden, struiken en bomen, daaronder zijn sierplanten zoals anjer (Dianthus) en chrysant (Chrysanthemum), maar ook wijnstok (Vitis), vruchtbomen als peer (Pyrus), appel (Malus) en Prunus. Na het uitkomen van de eieren, die in groepjes van 80-120 stuks op de bovenkant van het blad worden gelegd, leven de jonge rupsen eerst op het blad onder beschermend spinsel, waarbij het blad wordt geperforeerd, en boren vervolgens in knoppen en stengels, waardoor met name de bladeren verwelken (Berteaux et al. 2004: 33-37). | | | Adult | Geen gegevens bekend. | | | Biotoop | Adventief, wordt in kassen gevonden. Nog geen veldwaarnemingen uit Nederland bekend. | | | Geografische verspreiding | | | Nederland | Deze adventief is voor het eerst uit ons land gemeld door Van Rossem et al. (1968: 112-113), die over de aanwezigheid in 1968 van rupsen rapporteerden in een uit Zuid-Afrika geïmporteerde zending anjers (Dianthus sp.). Blijkens het archief van de Plantenziektenkundige Dienst te Wageningen volgden daarna nog regelmatig meldingen over de rupsen van deze soort, die met bloemen, vooral anjers, werden ingevoerd (Kuchlein 1993: 276). | | |
[Kaart in de NDFF Verspreidingsatlas]
| | | Noordwest-Europa | In Groot-Brittannië (en in heel Noordwest-Europa) voor het eerste gevonden in 1960, toen uit een uit Zuid-Afrika afkomstige bloem van een vogelmelksoort (Ornithogalum thyroides) een mannetje werd gekweekt (Pelham-Clinton 1969: 72). In Londen vervolgens verschillende keren onderschept bij controle van zendingen anjers (Dianthus) uit Oost-Afrika (Bradley et al. 1973: 126). Nadien in Groot-Brittannië weinig meer gevonden, maar in 1979 werd wel een exemplaar buiten gevangen op een verlichte muur in Londen (Allen 1980: 33) en wederom buitenshuis in 2002 in Berkshire (Nash & Corley 2003: 119-121). In het Verenigd Koninkrijk niet als ingeburgerd of als immigrant beschouwd (MacLeod & Anderson 2009: 1-10). Uit Denemarken als adventief bekend; in Noordwest-Duitsland, België en Luxemburg niet waargenomen. | | | [download kaart als pdf], [download kaart als pdf] | | | Areaal | Oorspronkelijk alleen in de Republiek Zuid-Afrika en op Réunion en Madagascar voorkomend, maar blijkt wijd verbreid in Oost-Afrika; in de tweede helft van de vorige eeuw in Europa geïntroduceerd, waar de soort zich in Spanje, Frankrijk, Italië, Roemenië, Slovenië, Kroatië, Servië en Bulgarije heeft kunnen vestigen; in noordelijker streken als adventief en in kassen. | | | Abundantie | | | Levenscyclus en voltinisme | In Zuid-Afrika ononderbroken opeenvolgende generaties producerend; in Italië 3 tot 4 generaties in het veld, in kassen 4 tot 5 (Razowski 2002: 108). | | | Aantalsbewegingen en economische betekenis | Schadelijk optreden in kassen van E. acerbella is in onze streken beperkt gebleven en de bestrijding is succesvol geweest. In Frankrijk en Italië is de soort daarentegen een gevreesde plaag in de anjerteelt onder glas en in Zuid-Afrika en op Madagascar wordt ernstige schade aangericht aan anjers en chrysanten in het veld (MacLeod & Anderson 2009: 1-10). |
LiteratuurAllen, A.A., 1980. Epichoristodes acerbella Walker (Lep.: Tortricidae): first capture of the imago at large in Britain. The Entomologist"e;s Record and Journal of Variation 92: 33.
Berteaux, F., C. Franceschina & E. Tabone, 2004. La tordeuse sud-africaine de l'oeillet Epichoristodes acerbella: biologie, ennemis naturels et essays de lutte biologique. Phytoma, la Défense des Végétaux 572: 38-41.
Bradley, J.D., W.G. Tremewan & A. Smith, 1973. British Tortricoid Moths. Cochylidae and Tortricidae: Tortricinae. Londen.
Chambon, J.-P., 1999. Atlas des genitalia mâles des Lepidoptères Tortricidae de France et Belgique. Parijs.
Kuchlein, J.H., 1993. De kleine vlinders. Handboek voor de faunistiek van de Nederlandse Microlepidoptera. Wageningen.
Kuchlein, J.H. & L.E.J. Bot, 2010. Identification Keys to the Microlepidoptera of The Netherlands. Wageningen & Zeist.
Kuchlein, J.H. & R. de Vos, 1999. Geannoteerde Naamlijst van de Nederlandse Vlinders. Leiden.
Lempke, B.J., 1976. Naamlijst van de Nederlandse Lepidoptera. Bibliotheek van de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging 21.
Macleod, A. & H. Anderson, 2009. Pest risk analysis for Epichoristodes acerbella . [The Food and Environmental Research Agency]
Nash, S. & M. Corley, 2003. Epichoristodes acerbella (Walker) (Lep.: Tortricidae), the first occurrence of a wild caught moth in Great Britain. The Entomologist"e;s Record and Journal of Variation 115: 119-121.
Pelham-Clinton, E.C., 1969. Epichoristodes acerbella (Walker) (Lep., Tortricidae) imported alive into Britain. Entomologist’s Gazette 20: 72.
Razowkski, J., 2002. Tortricidae (Lepidoptera) of Europe I. Tortricinae and Chlidanotinae. Bratislava.
Razowski, J., 2002. Tortricidae (Lepidoptera) of Europe 1. Tortricinae and Chlidanotinae. Bratislava.
Van Rossem, G., H.C. Burger & C.F. van de Bund, 1969. Schadelijke Insecten in 1968. Entomologische Berichten, Amsterdam 29: 111-116.
|
|