Zoeken op soortnaam:
Soortenlijst
|
Borkhausenia nefrax
Hodges, 1974
Kelderprachtvleugeltje
|
« Vorige
| Volgende »
|
AfbeeldingenAdult. Mannetje. © Stichting Tinea Adult. Vrouwtje. © Stichting Tinea NomenclatuurSinds 1851 in Nederland gebruikte wetenschappelijke namen | Kuchlein & De Vos 1999: 54, nr. 0463 Borkhausenia nefrax Hodges, 1974 Kuchlein & De Vos 1999: 54, nr. 0463. Borkhausenia nefrax Hodges, 1974 Kuchlein & Bot 2010: 41, nr. 240541 Borkhausenia nefrax Hodges, 1974 Kuchlein & Bot 2010: 41, nr. 240541. Borkhausenia nefrax Hodges, 1974
| | |
MorfologieAdult | | | Verwijzing naar afbeeldingen | Afgebeeld door Hodges 1974: pl.7 fig. 21 (mannetje), fig. 20 (vrouwtje) en Kuchlein & Van Lettow 1999: fig. 4 (rechter voorvleugel). | | | Afmetingen | Spanwijdte 9,0-13,0 mm (mannetje), 12,0-15,0 mm (vrouwtje). | | | Kop met aanhangsels | Kop: aangezicht en schedel bleek grijsoker. Antenne: viervijfde lengte voorrand voorvleugel; basaal lid grijsoker, aan de buitenkant bleker; schaft aan de basis bleek grijsoker, naar de spits toe wat donkerder. Liptaster: bleek grijsoker, buitenkant tweede en derde lid wat donkerder. | | | Borststuk met aanhangsels | Borststuk: bleek grijsoker, evenzo de schouderdeksels. Poten: aan de buitenkant voornamelijk grijsoker, aan de binnenkant overheersend bleek grijsoker; de tarsen geheel grijsoker, maar de tarsleden aan het einde lichter; de voorpoten wat donkerder. Voorvleugel: enigszins glanzend, glad beschubd bleek grijsoker; de tekening is onregelmatig en vaag begrensd, bruin; de volledige tekening bestaat uit beschubbing in het wortelgedeelte, vooral aan de voorrandbasis en langs de vouw, op eenderde de binnenste celvlek en een vouwvlek (onder elkaar), op tweederde de buitenste celvlek en ook bij de punt bestuiving, verder onregelmatige vlekken en losse bruine schubben; franje bleek grijsoker. Achtervleugel: vuilwit, franje bleek grijsoker. | | | Achterlijf met genitalien | Achterlijf: bleek grijsoker. Genitaliën: afbeeldingen van de genitaliën bij Hodges 1974: fig. 27e,f (mannetje); fig. 27b (vrouwtje) en bij Kuchlein & Van Lettow 1999: fig. 5, 9 (mannetje), fig. 13 (vrouwtje). | | | Variabiliteit | De hierboven beschreven bruine tekening op de voorvleugel is dikwijls in meer of mindere mate gereduceerd; de buitenste celvlek is steeds aanwezig en ook de binnenste celvlek en de bestuiving aan de vleugelpunt zijn vaak voorhanden, de vouwvlek en de beschubbing in het wortelgedeelte zijn dikwijls onduidelijk of ontbreken geheel. | | | Herkenbaarheid | Doet, evenals B. fuscescens, enigszins aan een tineide herinneren, maar kop en liptaster verschillen duidelijk (zie familietabel). Gelijkt ook enigszins op B. luridicomella en de zojuist genoemde B. fuscescens, maar die onderscheiden zich door de bruine of grijsbruine kleur van de voorvleugel. Er komt evenwel een zeldzame bleke vorm van B. fuscescens voor, die grote gelijkenis met B. nefrax vertoont; beide zijn te scheiden op grond van de plaatsing van het middelste sporenpaar op de achterschenen: die staan bij B. fuscescens halverwege en bij B. nefrax op drievijfde. | | | Onvolwassen stadia | | | Ei | Onbekend. | | | Rups | Onbeschreven. | | | Pop | Onbeschreven. |
OecologieLevenswijze en voedsel | | | Rups | Slecht bekend. De rups vreet detritus, zoals organisch afval of rottend blad, maar ook paddenstoelen (Piptoporus sp.) (Hodges 1974: 125). | | | Adult | Vliegt in de schemering en ’s nachts; komt op licht. | | | Biotoop | Vaak binnenshuis, met name in kelders; ook buitenshuis, maar dan steeds in de buurt van menselijke behuizing. De oorspronkelijke, natuurlijke leefomgeving is niet bekend. | | | Geografische verspreiding | | | Nederland | In ons land ontdekt door C. van Lettow, die op 12.XI.1987 in de kelder van zijn huis in Rotterdam-Noord (ZH) een vlinder vond (Kuchlein en Van Lettow 1999: 23-29). | | |
[Kaart in de NDFF Verspreidingsatlas]
| | | Noordwest-Europa | Zie kaart. Behalve uit Nederland niet uit Noordwest-Europa bekend. | | | [download kaart als pdf] | | | Areaal | Vermeld uit het zuidwesten van de Verenigde Staten, uit Frankrijk, Spanje en Polen; vooral in Europa zeer lokaal. Het eerste Europese exemplaar is in de 19e eeuw in Frankrijk ontdekt (Minet 1978), het eerste Amerikaanse stamt uit 1959 (Hodges 1974: 125). Beide zojuist genoemde auteurs menen, dat B. nefrax vanuit Noord-Amerika in Europa is geïntroduceerd; daar zijn wel vraagtekens bij te zetten, maar hoe het ook zij: de ontwikkelingen bij deze interessante soort verdienen bijzondere aandacht. | | | Abundantie | | | Levenscyclus en voltinisme | Wanneer de omstandigheden dat toelaten waarschijnlijk doorlopend reproducerend. | | | Aantalsbewegingen en economische betekenis | Kan in grote aantallen voorkomen, zoals in Rotterdam-Noord (Kuchlein & Van Lettow 1999: 28) en te Utrecht-Tuindorp (Eysker 2010: 44-45), in beide gevallen zowel binnenshuis als – in mindere mate – buitenshuis. Van economische betekenis is geen sprake. |
LiteratuurEysker, M., 2010. Vunzige motjes thuis. In: M.J. van der Straten. Verslag bijeenkomst Sectie Snellen op 27 maart 2010 te Schoonrewoerd. Franje 13: 44-45.
Hodges, R.W., 1974. The Moths of America North of Mexico including Greenland 6.2. Gelechioidea Oecophoridae. Londen.
Kuchlein, J.H. & C. van Lettow, 1999. The Dutch species of Borkhausenia, with B. nefrax as an addition to the Dutch list (Lepidoptera: Oecophoridae). Entomologische Berichten, Amsterdam 59: 23-29.
Kuchlein, J.H. & L.E.J. Bot, 2010. Identification Keys to the Microlepidoptera of The Netherlands. Wageningen & Zeist.
Kuchlein, J.H. & R. de Vos, 1999. Geannoteerde Naamlijst van de Nederlandse Vlinders. Leiden.
Minet, J., 1978. Une espèce longtemps méconnue: Borkhausenia nefrax Hodges, 1974 [Lep. Oecophoridae]. Bulletin de la Société entomologique de France 83: 206-211.
|
|