Zoeken op soortnaam:
Soortenlijst
|
Parornix anglicella
(Stainton, 1850)
Meidoornwisselmotje
|
« Vorige
| Volgende »
|
AfbeeldingenAdult. © Stichting Tinea NomenclatuurSinds 1851 in Nederland gebruikte wetenschappelijke namen | De Graaf & Snellen 1866: 375, Tineina nr. 215 Ornix anglicella Frey Snellen 1882: 788-789, Ornix anglicella Staint. Lycklama à Nijeholt 1927: 24, nr. 4097 Ornix anglicella Stt. Lempke 1976: 17, Parornix anglicella (Stainton, 1850) Kuchlein 1993: 203, nr. 203 Parornix anglicella (Stt, 1850) Kuchlein & De Vos 1999: 40, nr. 0250 Parornix anglicella (Stainton, 1850) Kuchlein & Bot 2010: 34, nr. 160197 Parornix anglicella (Stainton, 1850)
| | |
Oecologie | | Geografische verspreiding | | | Nederland | Om te beginnen enkele algemene opmerkingen over het determineren in ons land van Parornix-soorten halverwege de 19e eeuw. In de eerste lijst van De Graaf (1851) waren nog geen Parornix-soorten opgenomen, omdat de gevangen vlinders niet te determineren zouden zijn (De Graaf & Snellen 1866: 373 in noot en Albarda, geciteerd in ditzelfde werk, op p. 376) en de rupsen in ons land nog niet verzameld en uitgekweekt waren. Dit was wél het geval toen de lijst van De Graaf & Snellen (1866) verscheen, waarin voornamelijk gegevens over gekweekte vlinders werden opgenomen, alsmede de aantekeningen van Albarda over door hem verzamelde Parornix-rupsen. Wat betreft P. anglicella worden door De Graaf & Snellen (1866: 375, 376) vier locaties vermeld, namelijk Rotterdam (ZH) en Den Haag (ZH), waar P.C.T. Snellen de rupsen vrij gewoon vond, Noordwijk (ZH), waar H.W. de Graaf de vlinders rond eenstijlige meidoorn (Crataegus monogyna) zag vliegen en tenslotte te Leeuwarden (FR), waar J.H. Albarda de “ledige rupsen-woningen†op Crataegus monogyna verzamelde. Jaartallen worden niet gegeven, maar ruw schattend zullen deze vondsten uit het begin van de jaren zestig van de 19e eeuw stammen. | | |
[Kaart in de NDFF Verspreidingsatlas]
| | | Noordwest-Europa | [download kaart als pdf] |
|