Zoeken op soortnaam:
Soortenlijst
|
Ectoedemia occultella
(Linnaeus, 1767)
Groot witbandberkendwergmotje
|
« Vorige
| Volgende »
|
AfbeeldingenAdult. © Stichting Tinea Adult. © Stichting Tinea NomenclatuurSinds 1851 in Nederland gebruikte wetenschappelijke namen | De Graaf & Snellen 1866: 303, Tineina nr. 336 Nepticula argentipedella Zell. Snellen 1882: 990-997, Nepticula argentipedella Zell. Lycklama à Nijeholt 1927: 27, Nepticula argentipedella Z. Lempke 1976: 12, Ectoedemia argentipedella (Zeller, 1839) Kuchlein 1993: 198, nr. 95 Ectoedemia occultella (L., 1767) Kuchlein & De Vos 1999: 25, nr. 0102 Ectoedemia occultella (Linnaeus, 1767) Kuchlein & Bot 2010: 28, nr. 050800 Ectoedemia occultella (Linnaeus, 1767)
| | | Commentaar | Deze soort is lange tijd argentipedella Zeller, 1839 genoemd. Robinson & Nielsen (1983: 221) herkenden in occultella Linnaeus, 1767 een senior synoniem van argentipedella, zich daarbij baserend op Linnaeus' originele beschrijving (Linnaeus' materiaal van occultella is waarschijnlijk verloren gegaan). |
MorfologieAdult | | | Verwijzing naar afbeeldingen | Afgebeeld door Johansson et al. 1990: fign. 180 (mannetje) (Bengtsson et al. 2008: 273 nemen deze figuur over en voegen daar een figuur van het wijfje aan toe), door Puplesis 1994: fig. 654 (adult) en door Parenti 2000: pl. 29 fig. 4 (wijfje). | | | Afmetingen | Spanwijdte mannetje 3,2-5,0 mm, wijfje gemideld iets groter: 5,5-8,5 mm. | | | Kop met aanhangsels | Kop: kopbeharing bij het mannetje zwart, vaak gemengd met enkele donkerbruine of okerkleurige haren, bij het wijfje van geel en oranjegeel tot roestkleurig, soms gemengd met donkerbruine haren.Antenne: bij het mannetje drievijfde lengte voorrand voorvleugel, bij het wijfje minder dan de helft van de voorrand; oogdeksel wit; schaft donkerbruin. Nekpluimpjes: zwart bij het mannetje, geel tot roestgeel bij het wijfje. | | | Borststuk met aanhangsels | Borststuk: zwart, evenals de schouderdeksels. Poten: donkergrijs. Voorvleugel: minder grof beschubd dan de eerder besproken vijf Ectoedemia-soorten, zwart of zwartbruin met een lichte zweem van purper, vooral in het puntgedeelte; dwarsband breed, halverwege de voorrand, geknikt boven het midden, soms versmald boven het midden, zelden langs de achterrand wortelwaarts uitlopend, enigszins schuin, geelwit en zwak glanzend; franje zonder scherpe, donkere basale lijn, glanzend grijs. Onderkant voorvleugel bij het mannetje met een langwerpige plek met witte geurschubben die vaak moeilijk te zien is (zie Van Nieukerken 1985: fig. 86. Achtervleugel: grijs, evenals de franje; het mannetje met een lang wit haarpenseel bij de vleugelwortel (Laštuvka & Laštuvka 1997: 211). | | | Achterlijf met genitalien | Achterlijf: zwartbruin, het mannetje met staartpluim van dezelfde kleur. Genitaliën: afgebeeld door Johansson et al. 1990: fign. 483, 484 (mannetje), fign. 611, 612 (wijfje) (Bengtsson et al. 2008: 274 gebruiken dezelfde figuren, behalve de laatstgenoemde), door Van Nieukerken 1985: fign. 139, 279, 397, 405 (mannetje), fign. 221, 470 (wijfje), door Puplesis 1994: fign. 655 (mannetje), 656 (wijfje) en door Laštuvka & Laštuvka 1997: 211 (beide sexen). | | | Variabiliteit | In de voorvleugel kan de dwarsband onderbroken zijn. Bij de kopbeharing van het mannetje vaak wat inmenging van wat lichter gekleurde haren. Zelfs kan hoogst zelden de kopbeharing van het mannetje dezelfde lichte kleur hebben als die van het wijfje De voor het overige geringe variabiliteit is al in het voorafgaande vermeld. | | | Herkenbaarheid | Verschilt (met E. minimella) van de andere Ectoedemia-soorten door het ontbreken van de scherpe, basale donkere franjelijn op de voorvleugel. Het mannetje van E. occultella verschilt van dat van E. minimella door de kleur van het haarpenseel op de achtervleugel: wit bij eerstgenoemde soort en grijs bij E. minimella. Bij het wijfje van E. occultella is de schedel geel tot roestkleurig, bij het wijfje van E. minimella gewoonlijk zwart. |
Oecologie | | Geografische verspreiding | | | Nederland | In ons land in 1864 ontdekt door Snellen, die op 23.V. in het Scheveningsche Bosch bij Den Haag (ZH) twee vlinders ving, die tegen een raster bij berken zaten (De Graaf & Snellen 1866: 403). | | |
[Kaart in de NDFF Verspreidingsatlas]
| | | Noordwest-Europa | [download kaart als pdf] |
|