Zoeken op soortnaam:
Soortenlijst
|
Ectoedemia rubivora
(Wocke, 1860)
Zwartkopbramendwergmotje
|
« Vorige
| Volgende »
|
AfbeeldingenAdult. © Stichting Tinea NomenclatuurSinds 1851 in Nederland gebruikte wetenschappelijke namen | De Graaf & Snellen 1866: 306, ongenummerd Nepticula rubivora Wocke Lempke 1976: 12, Ectoedemia rubivora (Wocke, 1860) Kuchlein 1993: 198, nr. 93 Ectoedemia rubivora (Wocke, 1860) Kuchlein & De Vos 1999: 25, nr. 0100 Ectoedemia rubivora (Wocke, 1860) Kuchlein & Bot 2010: 28, nr. 050780 Ectoedemia rubivora (Wocke, 1860)
| | |
MorfologieAdult | | | Verwijzing naar afbeeldingen | Afgebeeld door Johansson et al. 1990: fign. 178 (mannetje) (Bengtsson et al. 2008: 271 gebruiken dezelfde figuur) en door Puplesis 1994: fig. 630 (adult). | | | Afmetingen | Spanwijdte 4,2-6,0 mm. | | | Kop met aanhangsels | Kop: kopbeharing zwart.Antenne: drievijfde lengte voorrand voorvleugel; oogdeksel licht okergeel; schaft zwartbruin. Nekpluimpjes: zwart. | | | Borststuk met aanhangsels | Borststuk: zwart, evenals de schouderdeksels. Poten: donkergrijs met lichtgrijze tarsen. Voorvleugel: ruw beschubd, vooral het puntgedeelte, zwart; dwarsband halverwege de voorrand, duidelijk achter het midden geknikt, in het midden vaak iets smaller, enigszins langs de achterrand wortelwaarts uitlopend en blinkend zilver; franje buiten een scherpe basale lijn van donkergetopte schubben wit, bij staarthoek lichtgrijs. Achtervleugel: grijs, evenals de franje; het mannetje met een geelwit haarpenseel bij de vleugelwortel. | | | Achterlijf met genitalien | Achterlijf: zwart, het mannetje met grijsbruine staartpluim. Genitaliën: afgebeeld door Johansson et al. 1990: fign. 479, 480 (mannetje), fig. 608 (wijfje) (Bengtsson et al. 2008: 272 gebruiken dezelfde figuren), door Van Nieukerken 1985: fign. 135, 276, 324, 393, 413 (mannetje), fign. 216, 467 (wijfje), door Puplesis 1994: fig. 631,(mannetje), fig. 632 (vrouwtje) en door Laštuvka & Laštuvka 1997: 208 (beide sexen). | | | Variabiliteit | Niet vermeldenswaardig. | | | Herkenbaarheid | Van de op deze soort gelijkende Ectoedemia's te onderscheiden door de geheel zwarte kop; E. atricollis kan hoogst zelden een zwarte kop hebben, maar deze soort heeft een smallere en niet of nauwelijks geknikte dwarsband op de voorvleugel. |
Oecologie | | Geografische verspreiding | | | Nederland | Van de vroegste vondsten uit ons land is het precieze jaartal niet bekend; het betreft mijnenvondsten op braam (Rubus sp.) van Albarda in oktober-november uit Rijperkerk, Giekerk en Kuikhorne (alle FR) en van Snellen in oktober bij Den Haag (ZH) (De Graaf & Snellen 1866: 406). Hun waarnemingen dateren waarschijnlijk uit begin jaren zestig van de 19e eeuw. Zie voor de gegevens zonder jaartal van Albarda bij Stigmella malella. Beide wisten geen vlinders op te kweken. Hoewel het tot halverwege de twintigste eeuw heeft geduurd voor de soort opnieuw in Nederland werd gevonden, mag men hun determinaties als correct beschouwen; zie hiervoor ook Lempke (1985a: 30). | | |
[Kaart in de NDFF Verspreidingsatlas]
| | | Noordwest-Europa | [download kaart als pdf] |
|