Zoeken op soortnaam:
Soortenlijst
|
Ectoedemia arcuatella
(Herrich-Schäffer, 1855)
Bosaardbeidwergmotje
|
« Vorige
| Volgende »
|
AfbeeldingenNomenclatuurSinds 1851 in Nederland gebruikte wetenschappelijke namen | Kuchlein 1993: 198, nr. 92 Ectoedemia arcuatella (H.S., 1855) Kuchlein & De Vos 1999: 25, nr. 0099 Ectoedemia arcuatella (Herrich-Schäffer, 1855) Kuchlein & Bot 2010: 28, nr. 050770 Ectoedemia arcuatella (Herrich-Schäffer, 1855)
| | |
MorfologieAdult | | | Verwijzing naar afbeeldingen | Afgebeeld door Johansson et al. 1990: fign. 177 (mannetje) (Bengtsson et al. 2008: 270 gebruiken dezelfde figuur) en door Puplesis 1994: fig. 626 (adult). | | | Afmetingen | Spanwijdte 3,6-5,2 mm. | | | Kop met aanhangsels | Kop: kopbeharing geel tot roestkleurig, gemengd met donkerbruine haren.Antenne: drievijfde lengte voorrand voorvleugel; oogdeksel wit tot geelwit; schaft grijsbruin. Nekpluimpjes: zwartbruin tot zwart. | | | Borststuk met aanhangsels | Borststuk: zwart, evenals de schouderdeksels. Poten: grijsbruin met lichtere tarsen. Voorvleugel: ruw beschubd, vooral het puntgedeelte, zwart; dwarsband halverwege de voorrand, smal, bijna loodrecht op de achterrand, soms ingesnoerd, schuin, niet of weinig langs de achterrand wortelwaarts uitlopend en blinkend zilver; franje met een scherpe basale lijn van donkergetopte schubben; deze lijn loopt door rond de vleugelpunt langs de voorrand bijna tot de dwarsband; buiten die lijn franje wit, bij staarthoek lichtgrijs. Achtervleugel: grijs, evenals de franje; het mannetje met een geelwit haarpenseel bij de vleugelwortel en enkele donkere schubben langs de voorrand. | | | Achterlijf met genitalien | Achterlijf: zwartgrijs, het mannetje met bruine staartpluim. Genitaliën: afgebeeld door Johansson et al. 1990: fign. 477, 478 (mannetje), fig. 607 (wijfje) (Bengtsson et al. 2008: 271 gebruiken dezelfde figuren), door Van Nieukerken 1985: fign. 136, 275, 323, 392 (mannetje), fign. 215, 466 (wijfje), door Puplesis 1994: fign. 627, 628 (mannetje), fig. 629 (vrouwtje) en door Laštuvka & Laštuvka 1997: 207 (beide sexen). | | | Variabiliteit | De geringe variabiliteit is bij de beschrijving van de vlinder al vermeld. | | | Herkenbaarheid | E. arcuatella behoort tot een groep erg op elkaar gelijkende soorten. Van E. angulufasciella te onderscheiden door de donkerder nekpluimpjes; van E. spinosella en E. atricollis doordat de lijn van donkergetopte schubben aan de basis van de grotendeels witte franje niet ophoudt bij de vleugelpunt, maar doorloopt rond de punt langs de voorrand richting dwarsband; van E. rubivora doordat de kopbeharing niet zwart, maar geel tot roestkleurig is; van Stigmella malella doordat de nekpluimpjes niet witachtig maar zwartachtig zijn en van S. hemargyrella en S. freyella doordat paarse of blauwe reflectie op de voorvleugel ontbreekt. |
Oecologie | | Geografische verspreiding | | | Nederland | In ons land ontdekt op 2.IX.1981, toen niet ver van Stokhem (bij Wijlre, LI) 14 rupsen op bosaardbei (Fragaria vesca) werden gevonden (Van Nieukerken 1982a: 108); uit in juli 1982 aldaar verzamelde rupsen werden de vlinders opgekweekt (Van Nieukerken 1985a: 74). | | |
[Kaart in de NDFF Verspreidingsatlas]
| | | Noordwest-Europa | [download kaart als pdf] |
|