Zoeken op soortnaam:
Soortenlijst
|
Ectoedemia albifasciella
(Von Heinemann, 1871)
Oranjekraageikendwergmotje
|
« Vorige
| Volgende »
|
AfbeeldingenAdult. © Stichting Tinea Adult. © Stichting Tinea NomenclatuurSinds 1851 in Nederland gebruikte wetenschappelijke namen | De Graaf & Snellen 1866: 305, Tineina nr. 345 Nepticula subbimaculella Haw. gedeeltelijk? Snellen 1882: 1002, Nepticula albifasciella Hein. Lycklama à Nijeholt 1927: 27, Nepticula subbimaculella Hw. gedeeltelijk Lempke 1976: 12, Ectoedemia albifasciella (Heinemann, 1871) Kuchlein 1993: 198, nr. 87 Ectoedemia albifasciella (Hein., 1871) Kuchlein & De Vos 1999: 25, nr. 0094 Ectoedemia albifasciella (Von Heinemann, 1871) Kuchlein & Bot 2010: 28, nr. 050730 Ectoedemia albifasciella (Von Heinemann, 1871)
| | | Commentaar | Ten tijde van de Bouwstoffen (De Graaf & Snellen 1866: 305) was E. albifasciella (Von Heinemann, 1871) nog niet algemeen als afzonderlijke soort geaccepteerd: wat rupsen en mijnen betreft werden E. albifasciella en E. subbimaculella als één soort gezien, namelijk E. subbimaculella, adulten werden mogelijk verward met die van E. argyropeza. Snellen kweekte de vlinders: "Zij verschenen in eene stopflesch waarin zich grasplanten bevonden uit het Haagsche bosch" (De Graaf & Snellen 1879: 131). De determinatie werd door de auteur van albifasciella, Von Heinemann, bevestigd. Snellen (1882: 1002)nam in zijn boek dan ook albifasciella als afzonderlijke soort subbimaculella op, hoewel hij daarbij opmerkt dat "albifasciella misschien slechts eene variëteit is". In navolging van de catalogus van Staudinger & Rebel (Rebel 1901: 228) heeft Lycklama à Nijeholt (1927: 27) albifasciella met subbimaculella gesynonymiseerd. Het bleek echter dat zowel rupsen en mijnen als vlinders verschilden. |
MorfologieAdult | | | Verwijzing naar afbeeldingen | Afgebeeld door Johansson et al. 1990: fign. 167 (mannetje) (Bengtsson et al. 2008: 262 gebruiken dezelfde figuur), de figuur bij Van Nieukerken 1985: fig. 67 geeft een beter beeld van het vlekkenpatroon op de voorvleugel; voorts afgebeeld door Puplesis 1994: fig. 586 (adult). | | | Afmetingen | Spanwijdte mannetje 4,5-6,5 mm, vrouwtje 4,6-5,6 mm. | | | Kop met aanhangsels | Kop: kopbeharing oranje tot roestkleurig. Antenne: ongeveer half zo lang als voorrand voorvleugel; oogdeksel geelwit; schaft donkergrijs met geelachtige spits. Nekpluimpjes: oranje tot roestkleurig. | | | Borststuk met aanhangsels | Borststuk: vrijwel zwart, soms met witte schubben aan de achterkant; schouderdeksels aan de voorkant zwart, achterkant wit. Poten: donkergrijs met lichtere tarsen. Voorvleugel: vooral het puntgedeelte grof beschubd, zwartbruin met twee onscherp begrensde, enigszins driehoekige geelwitte tegenvlekken, namelijk een voorrandvlek voor het midden en een achterrandvlek iets verder van de wortel; franje buiten een scherpe basale lijn van donkergetopte schubben geelwit, grijzer wordend naar de vleugelspits toe. Achtervleugel: grijs, met iets lichtere franje. | | | Achterlijf met genitalien | Achterlijf: zwart. Genitaliën: afgebeeld door Johansson et al. 1990: fign. 457-461, 468 (mannetje), fig. 599 (wijfje) (Bengtsson et al. 2008: 263 gebruiken dezelfde figuren), door Van Nieukerken 1985: fign. 117, 261, 308, 309, 379 (mannetje), fign. 191, 192, 416, 451 (wijfje), door Puplesis 1994: fign. 587, 588 (mannetje), fig. 589 (vrouwtje) en door Laštuvka & Laštuvka 1997: 193 (beide sexen). | | | Variabiliteit | De beide tegenvlekken op de voorvleugel kunnen door lichte schubben zijn verbonden, zodat een dwarsband ontstaat. De voor het overige geringe variabiliteit is bij de beschrijving van de vlinder al besproken. | | | Herkenbaarheid | De veel op E. albifasciella gelijkende soorten E. subbimaculella en E. heringi hebben een witte wortelvlek op de voorvleugel, die bij E. albifasciella ontbreekt en bovendien heeft E. albifasciella oranje of roestkleurige nekpluimpjes, die bij beide andere soorten bruin tot zwart zijn. Van andere nepticuliden met soortgelijke tekening (bij voorbeeld E. argyropeza) is E. albifasciella te onderscheiden door de duidelijk vóór het midden gepositioneerde voorrandvlek. |
Oecologie | | Geografische verspreiding | | | Nederland | Waarschijnlijk voor het eerst in ons land gevonden door J.H. Albarda, namelijk bij Leeuwarden (FR); deze vondst wordt door De Graaf & Snellen (1866:405) onder de naam Nepticula subbimaculella vermeld. In Naturalis bevindt zich een gekweekte vlinder uit Leeuwarden, evenwel zonder jaartal. Zie voor deze gegevens zonder jaartal van Albarda bij Stigmella malella. Het oudste van een jaartal voorziene exemplaar dat wij noteerden, is van 1868, (Arnhem, GE) en bevindt zich in Naturalis. | | |
[Kaart in de NDFF Verspreidingsatlas]
| | | Noordwest-Europa | [download kaart als pdf] |
|