Zoeken op soortnaam:
Soortenlijst
|
Ectoedemia hannoverella
(Glitz, 1872)
Populierenbladsteelmineerder
|
« Vorige
| Volgende »
|
AfbeeldingenAdult. Mannetje. © Stichting Tinea Adult. Mannetje. © Stichting Tinea Adult. Vrouwtje. © Stichting Tinea NomenclatuurSinds 1851 in Nederland gebruikte wetenschappelijke namen | Kuchlein 1993: 198, nr. 83 Ectoedemia hannoverella (Glitz, 1872) Kuchlein & De Vos 1999: 25, nr. 0090 Ectoedemia hannoverella (Glitz, 1872) Kuchlein & Bot 2010: 28, nr. 050700 Ectoedemia hannoverella (Glitz, 1872)
| | |
MorfologieAdult | | | Verwijzing naar afbeeldingen | Afgebeeld door Johansson et al. 1990: fig. 160 (mannetje) en fig. 159 (vrouwtje) (Bengtsson et al. 2008: 258 gebruiken dezelfde figuren) en door Puplesis 1994: fig. 547 (adult). | | | Afmetingen | Spanwijdte mannetje 5,0-7,0 mm, vrouwtje 6,0-7,5 mm. | | | Kop met aanhangsels | Kop: kopbeharing oranjegeel tot roestgeel. Antenne: bij het mannetje half zo lang als de voorrand voorvleugel, bij het wijfje iets korter; oogdeksel lichtoranje; schaft donkerbruin. Nekpluimpjes: iets lichter dan de kopbeharing. | | | Borststuk met aanhangsels | Borststuk: bruinzwart, evenals de schouderdeksels. Poten: bruin, de tarsen wat lichter. Voorvleugel: grof beschubd, bruinzwart; de tekening bestaat uit onscherp begrensde geelwite vlekken: twee voorrandvlekken, een schuine bij de wortel en een tweede halverwege de voorrand; voorts een wortelvlek en een binnenrandvlek bij de staarthoek (de beide tegenvlekken respectievelijk langs voor- en achterrand uitlopend; franje geelwit, soms wit, buiten een scherpe basale lijn van bruinzwarte schubben. Achtervleugel: grijs, evenals de franje; het mannetje met een geelwit haarpenseel, dat zich uitstrekt van de wortel tot ongeveer eenvijfde van de voorrand. | | | Achterlijf met genitalien | Achterlijf: zwartbruin; het mannetje met een bruinachtige staartpluim; het wijfje met een stomp achterlijfeinde (stompe ovipositor). Genitaliën: afgebeeld door Johansson et al. 1990: fign. 442-445 (mannetje), fig. 593 (wijfje) (Bengtsson et al. 2008: 259 geven dezelfde figuren), door Van Nieukerken 1985: fign. 99, 241, 290, 361, 339 (mannetje), fign. 159, 160, 430 (wijfje), door Puplesis 1994: fign. 548, 549 en door Laštuvka & Laštuvka 1997: 179 (beide sexen). | | | Variabiliteit | De lichte tekening op de voorvleugel varieert sterk en kan uitgebreider zijn dan bij de beschrijving van de vlinder is vermeld. Zo zijn beide tegenvlekken vaak in meer of mindere mate door witte schubben verbonden tot een dwarsband (Johansson et al. 1990: fig 159). De vlekken in het wortelgedeelte zijn zeer variabel, soms verbonden en soms gereduceerd tot verstrooide lichte schubben. Er is zelfs een vorm met eenkleurig donkere voorvleugels bekend. | | | Herkenbaarheid | Gelijkt veel op E. turbidella, waarvan de wijfjes goed van die van E. hannoverella zijn te onderscheiden door de stompe ovipositor, die bij E. turbidella spits is. Mannetjes met donkere koppen behoren tot E. turbidella, maar de turbidella-mannetjes kunnen eveneens een lichte kop hebben; voor het onderscheid tussen de lichtkoppige mannetjes wordt naar de determineertabel verwezen. |
|