Zoeken op soortnaam:
Soortenlijst
|
Ectoedemia intimella
(Zeller, 1848)
Gevlekt breedbladwilgdwergmotje
|
« Vorige
| Volgende »
|
AfbeeldingenAdult. © Stichting Tinea NomenclatuurSinds 1851 in Nederland gebruikte wetenschappelijke namen | Kuchlein 1993: 198, nr. 82 Ectoedemia intimella (Zell., 1848) Kuchlein & De Vos 1999: 25, nr. 0089 Ectoedemia intimella (Zeller, 1848) Kuchlein & Bot 2010: 28, nr. 050690 Ectoedemia intimella (Zeller, 1848)
| | |
MorfologieAdult | | | Verwijzing naar afbeeldingen | Afgebeeld door Johansson et al. 1990: fig. 158 (mannetje) (Bengtsson et al. 2008: 257 gebruiken dezelfde figuur) en door Puplesis 1994: fig. 543 (adult). | | | Afmetingen | Spanwijdte 5,2-7,0 mm. | | | Kop met aanhangsels | Kop: kopbeharing oranjegeel tot okergeel en roestkleurig. Antenne: drievijfde lengte voorrand voorvleugel; oogdeksel geelwit met een zweem van oranje; evenzo de schaft. Nekpluimpjes: oranjegeel tot okergeel en roestkleurig. | | | Borststuk met aanhangsels | Borststuk: kleur komt overeen met grondkleur voorvleugel; evenzo de schouderdeksels. Poten: grijsbruin, tarsen geelachtig. Voorvleugel: grof beschubd, zwartbruin met een zweem van purper, de schubben bijna eenkleurig; de tekening bestaat uit een onregelmatige, trapeziumvormige tot driehoekige, iets wortelwaarts van de staarthoek gelegen vlek, die glanzend wit, geelwit of lichtgrijs van kleur is; franje wit of geelwit buiten een scherpe basale lijn van vrijwel geheel zwarte schubben. Achtervleugel: grijs, enigszins glanzend; evenzo de franje; het mannetje heeft een okerkleurig haarpenseel, dat zich uitstrekt van de wortel tot ongeveer eenvijfde van de voorrand (afgebeeld door Laštuvka & Laštuvka 1997: 178). | | | Achterlijf met genitalien | Achterlijf: zwartgrijs met okerkleurige staartpluim. Genitaliën: afgebeeld door Johansson et al. 1990: fign. 440, 441 (mannetje), fig. 592 (wijfje) (Bengtsson et al. 2008: 258 geven dezelfde figuren), door Van Nieukerken 1985: fign. 239, 289, 359 (mannetje), fign. 157, 158, 429 (wijfje), door Puplesis 1994: fign. 544, 545 (mannetje), fig. 546 (vrouwtje) en door Laštuvka & Laštuvka 1997: 178 (beide sexen). | | | Variabiliteit | Geen vermeldenswaardige variaties behalve de bij de beschrijving van de vlinder al genoemde. | | | Herkenbaarheid | Gele antennen komen onder de Nederlandse nepticulieden met als enige voorvleugeltekening een lichte achterrandvlek bij de staarthoek alleen bij E. intimella voor. |
|