Zoeken op soortnaam:
Soortenlijst
|
Zimmermannia longicaudella
(Klimesch, 1953)
Bruinrugeikenbastmineerder
|
« Vorige
| Volgende »
|
AfbeeldingenAdult. © Stichting Tinea NomenclatuurSinds 1851 in Nederland gebruikte wetenschappelijke namen | Kuchlein 1993: 198, nr. 81 Ectoedemia longicaudella Klim., 1953 Kuchlein & De Vos 1999: 25, nr. 0088 Ectoedemia longicaudella Klimesch, 1953 Kuchlein & Bot 2010: 28, nr. 050680 Ectoedemia longicaudella Klimesch, 1953
| | | Commentaar | Pas in 1953 als afzonderlijke soort herkend (Klimesch 1953b: 193). |
MorfologieAdult | | | Verwijzing naar afbeeldingen | Afgebeeld door Johansson et al. 1990: fig. 156 (mannetje) (Bengtsson et al. 2008: 254 gebruiken dezelfde figuur) en door Puplesis 1994: fig. 530 (adult). | | | Afmetingen | Spanwijdte 7,0-10,5 mm, wijfje gemiddeld groter dan mannetje. | | | Kop met aanhangsels | Kop: kopbeharing donkerbruin tot zwart. Antenne: tweederde lengte voorrand voorvleugel; oogdeksel gebroken wit; schaft bruingrijs. Nekpluimpjes: donkerbruin tot zwart. | | | Borststuk met aanhangsels | Borststuk: donkerbruin, evenals de schouderdeksels. Poten: bruingrijs. Voorvleugel: ruw beschubd, donkerbruin tot zwart, door lichte basis van schubben meer of minder wit gespikkeld; de tekening bestaat uit een witte tot vuilwitte, onscherp begrensde achterrandvlek bij de staarthoek; franje wit tot vuilwit buiten een vrij duidelijke basale lijn van donkergetopte schubben. Achtervleugel: grijs, evenals de franje; het mannetje met een opvallende inbochting in de voorrand (Johansson et al. 1990: fig. 153); bovendien heeft het mannetje een geelbruin haarpenseel dat zich tot meer dan éénderde van de vleugellengte uitstrekt en wordt begrensd door geelwitte schubben van gewone vorm (loc. cit.: fig 153). | | | Achterlijf met genitalien | Achterlijf: donker bruingrijs. Genitaliën: afgebeeld door Johansson et al. 1990: fign. 438, 439 (mannetje), fig. 590 (wijfje) (Bengtsson et al. 2008: 254 geven dezelfde figuren), door Puplesis 1994: fig. 531 (mannetje), fig. 532 (vrouwtje) en door Laštuvka & Laštuvka 1997: 174 (beide sexen). | | | Variabiliteit | Borststuk vaak aan het einde van het middelste segment wit, ook de top van de schouderdeksels dikwijls wit. Op de voorvleugel de lichte achterrandvlek bij de staarthoek vaak onduidelijk. | | | Herkenbaarheid | Van de veel op deze soort gelijkende E. atrifrontella te onderscheiden door het donkergekleurde borststuk. Bovendien heeft het mannetje een geelbruin haarpenseel op de achtervleugel, dat bij het mannetje van E. atrifrontella wit is. Voor de verschillen met andere op E. longicaudella gelijkende nepticuliden wordt verwezen naar de determineertabel. |
|