Zoeken op soortnaam:
Soortenlijst
|
Etaina decentella
(Herrich-Schäffer, 1855)
Esdoornvruchtmineerder
|
« Vorige
| Volgende »
|
AfbeeldingenAdult. © Stichting Tinea NomenclatuurSinds 1851 in Nederland gebruikte wetenschappelijke namen | Lycklama à Nijeholt 1927: 27, Nepticula decentella H.S. Lempke 1976: 12, Etaina decentella (Herrich-Schäffer, 1855) Kuchlein 1993: 198, nr. 77 Ectoedemia decentella (H.S., 1855) Kuchlein & De Vos 1999: 25, nr. 0084 Ectoedemia decentella (Herrich-Schäffer, 1855) Kuchlein & Bot 2010: 28, nr. 050640 Ectoedemia decentella (Herrich-Schäffer, 1855)
| | |
MorfologieAdult | | | Verwijzing naar afbeeldingen | Afgebeeld door Johansson et al. 1990: fig. 144 (mannetje) (Bengtsson et al. 2008: 248 gebruiken dezelfde figuur), door Puplesis 1994: fig. 758 (adult) en door Parenti 2000: pl. 29 fig. 1 (wijfje). | | | Afmetingen | Spanwijdte mannetje: 4,8-7,2 mm, wijfje 5,1-8,1 mm. | | | Kop met aanhangsels | Kop: kopbeharing zwart of zwartbruin. Antenne:viervijfde lengte voorrand voorvleugel; oogdeksel glanzend wit; schaft geelgrijs. Nekpluimpjes: zwart of zwartbruin. | | | Borststuk met aanhangsels | Borststuk: roomwit tot licht geelgrijs; schouderdeksels evenzo. Poten: geelgrijs. Voorvleugel: grof beschubd, zwartbruin; de tekening is roomkleurig, iets glanzend en bestaat uit een vlek aan de wortel, een zeer brede dwarsband op tweevijfde, onregelmatig begrensd, aan de achterrand verbonden met een uitloper van de wortelvlek en tenslotte twee tegenvlekken, namelijk een voorrandsvlek op drievierde en een achterrandsvlek bij de staarthoek; franje gebroken wit buiten een onregelmatige lijn van donkergetopte schubben; op de onderzijde bij het mannetje een grote vlek van zwarte geurschubben bij de wortel. Achtervleugel: lichtgrijs, evenals de franje; op de bovenkant bij het mannetje een strook zwarte geurschubben langs de voorrand bij de vleugelwortel, eveneens zo'n strook -maar kleiner- aan de onderkant. | | | Achterlijf met genitalien | Achterlijf: geelgrijs. Genitaliën: afgebeeld door Johansson et al. 1990: fign. 423, 424 (mannetje), fig. 583 (wijfje) (Bengtsson et al. 2008: 248 geven dezelfde figuren), door Puplesis 1994: fig. 759 (mannetje), fig. 760 (vrouwtje) en door Laštuvka & Laštuvka 1997: 165 (beide sexen). | | | Variabiliteit | De tekening op de voorvleugel is vaak zó uitgebreid, dat de roomkleur dominerend wordt. Het lichtgekleurde borststuk soms met enkele zwarte schubben aan de voorkant. | | | Herkenbaarheid | De karakteristieke voorvleugeltekening onderscheidt deze soort, tezamen met E. sericopeza en E. louisella van alle andere Nederlandse nepticuliden. Zie voor de verschillen tussen deze soorten bij E. sericopeza en raadpleeg de determineertabellen. |
|