Zoeken op soortnaam:
Soortenlijst
|
Bohemannia quadrimaculella
(Boheman, 1853)
Viervlekdwergmotje
|
« Vorige
| Volgende »
|
AfbeeldingenAdult. © Stichting Tinea NomenclatuurSinds 1851 in Nederland gebruikte wetenschappelijke namen | Snellen 1882: 963, Bohemannia quadrimaculella Bohem. Lycklama à Nijeholt 1927: 27, Scoliaula quadrimaculella Boh. Lempke 1976: 12, Bohemannia quadrimaculella (Boheman, 1851) Kuchlein 1993: 198, nr. 74 Bohemannia quadrimaculella (Bhm., 1853) Kuchlein & De Vos 1999: 25, nr. 0081 Bohemannia quadrimaculella (Boheman, 1853) Kuchlein & Bot 2010: 27, nr. 050610 Bohemannia quadrimaculella (Boheman, 1853)
| | |
MorfologieAdult | | | Verwijzing naar afbeeldingen | Afgebeeld door Johansson et al. 1990: fig. 140 (mannetje) (Bengtsson et al. 2008: 244 geven dezelfde figuur, maar veel donkerder gereproduceerd) en door Puplesis 1994: fig. 521 (adult). | | | Afmetingen | Spanwijdte 7,4-8,5 mm. | | | Kop met aanhangsels | Kop: kopbeharing oranje tot roestkleurig. Antenne: tweederde voorrand voorvleugel; oogdeksel glanzend geelwit; schaft donker grijsbruin, laatste kwart geelwit. Nekpluimpjes: bestaande platte schubben en glanzend donker zwartbruin van kleur. | | | Borststuk met aanhangsels | Borststuk: donker grijsbruin met purper- en koperglans. Poten: bruingrijs. Voorvleugel: tamelijk gladbeschubd, glanzend, donker grijsbruin met purper- en koperglans; de tekening bestaat uit twee grote, enigszins driehoekige, bleekgouden of zilveren tegenvlekken, respectievelijk een voorrandvlek op tweederde en een achterrandvlek dichtbij de staarthoek; franje donker grijsbruin, zonder donkere basale lijn, aan de buitenkant wat lichter. Achtervleugel: grijsbruin, het mannetje aan de onderkant met een kort, donkerbruin haarpenseel bij het vleugelhaakje. | | | Achterlijf met genitalien | Achterlijf: donker grijsbruin, het mannetje met grijze staartpluim. Genitaliën: afgebeeld door Johansson et al. 1990: fign. 411, 412 (mannetje), fig. 579 (wijfje) (Bengtsson et al. 2008: 244 gebruiken dezelfde figuren) en door Laštuvka & Laštuvka 1997: 160 (beide sexen). | | | Variabiliteit | Gering, is bij de beschrijving van de vlinder al vermeld. | | | Herkenbaarheid | De combinatie van grootte, voorvleugeltekening, de purperglans in de voorvleugel, het ontbreken van een donkere basale lijn in de voorvleugelfranje en de witte spits van de antenne sluit verwarring met andere Nederlandse nepticuliden uit. |
|