Zoeken op soortnaam:
Soortenlijst
|
Trifurcula subnitidella
(Duponchel, 1843)
Ongetekend rolklaverdwergmotje
|
« Vorige
| Volgende »
|
AfbeeldingenAdult. © Stichting Tinea NomenclatuurSinds 1851 in Nederland gebruikte wetenschappelijke namen | Kuchlein 1993: 198, nr. 72 Trifurcula subnitidella (Dup., 1843) Kuchlein & De Vos 1999: 25, nr. 0079 Trifurcula subnitidella (Duponchel, 1843) Kuchlein & Bot 2010: 27, nr. 050590 Trifurcula subnitidella (Duponchel, 1843)
| | |
MorfologieAdult | | | Verwijzing naar afbeeldingen | Afgebeeld door Johansson et al. 1990: fign. 130, 131 (mannetje) (Bengtsson et al. 2008: 241 geven dezelfde figuren) en door Puplesis 1994: fig. 742 (adult). | | | Afmetingen | Spanwijdte 4,2-5,8 mm. | | | Kop met aanhangsels | Kop: kopbeharing bruingeel tot zwartbruin. Antenne: tweederde lengte voorrand voorvleugel; oogdeksel wit, soms met enkele bruine schubben; schaft bruin tot donkerbruin. Nekpluimpjes: geelwit. | | | Borststuk met aanhangsels | Borststuk: donker grijsbruin, evenals de schouderdeksels. Poten: grijsbruin. Voorvleugel: ruw beschubd, de donkergetopte schubben geven een spikkeleffect; franje buiten een onduidelijke of onregelmatige donkere basale lijn vuilwit; het mannetje heeft aan de onderkant dichtbij de wortel een gele peervormige vlek(Johansson et al. 1990: fig. 192). Achtervleugel: grijs; het mannetje heeft aan de onderkant langs de voorrand een korte rij zwarte, platte schubben en bovendien een grote geelachtige vlek van geurschubben in het puntgedeelte van de vleugel. | | | Achterlijf met genitalien | Achterlijf: donkergrijs; het mannetje met grijsgele staartpluim. Genitaliën: afgebeeld door Emmet 1976: fig. 60e (wijfje, als T. griseella), door Johansson et al. 1990: fign. 403, 404 (mannetje), fig. 576 (wijfje) (Bengtsson et al. 2008: 238 gebruiken dezelfde figuren), door Puplesis 1994: fig. 743 (mannetje), fig. 744 (vrouwtje) en door Laštuvka & Laštuvka 1997: 139 (beide sexen). | | | Variabiliteit | Niet vermeldenswaardig. | | | Herkenbaarheid | Gelijkt veel op de vorm van T. cryptella zonder staarthoekvlek op de voorvleugel. T. cryptella heeft echter een oranje tot roestkleurige en geen bruine tot zwartbruine kopbeharing. Het mannetje van T. subnitidella is bovendien van alle andere Nederlandse nepticuliden te onderscheiden door de gele vlek op de onderkant van de voorvleugel. |
Oecologie | | Geografische verspreiding | | | Nederland | De eerste twee in ons land gevonden exemplaren worden vermeld door Van Nieukerken (1990a: 224); het zijn twee mannetjes, die tijdens een excursie, georganiseerd door het toenmalige Rijksmuseum van Natuurlijke Historie (thans: Naturalis) te Leiden (ZH) werden gevangen op 18-19.VII.1950 in het Cannerbos (LI) en op 20.VII.1950 op de Zonneberg (St. Pietersberg, LI). | | |
[Kaart in de NDFF Verspreidingsatlas]
| | | Noordwest-Europa | [download kaart als pdf] |
|