Zoeken op soortnaam:
Soortenlijst
|
Glaucolepis headleyella
(Stainton, 1854)
Bruneldwergmotje
|
« Vorige
| Volgende »
|
AfbeeldingenAdult. © Stichting Tinea Adult. © Stichting Tinea NomenclatuurSinds 1851 in Nederland gebruikte wetenschappelijke namen | Kuchlein & Bot 2010: 27, nr. 050545 Trifurcula headleyella (Stainton, 1854)
| | |
MorfologieAdult | | | Verwijzing naar afbeeldingen | Afgebeeld door Johansson et al. 1990: fig. 120 (mannetje), fig. 121 (vrouwtje) (Bengtsson et al. 2008: 274 namen beide figuren over) en door Puplesis 1994: fig. 720 (mannetje). | | | Afmetingen | Spanwijdte bij het mannetje 5,0-5,8 mm, bij het wijfje 4,2-5,4 mm. | | | Kop met aanhangsels | Kop: kopbeharing bij het mannetje donker roestkleurig tot donkerbruin, bij het wijfje van zwartbruin tot zwart. Antenne: tweederde lengte voorrand voorvleugel; oogdeksel wit, vaak met enkele zwarte schubben; schaft zwartbruin. Nekpluimpjes: roestkleurig tot donkerbruin. | | | Borststuk met aanhangsels | Borststuk: bruinzwart, evenals de schouderdeksels. Poten: bruin tot zwartbruin. Voorvleugel: tamelijk grof beschubd, bruinzwart bij het mannetje en zwart bij het wijfje; de tekening bestaat uit twee grote, zilveren, tegenover elkaar geplaatste vlekken, respectievelijk aan de voorrand op drievijfde en aan de achterrand bij de staarthoek; het wijfje heeft bovendien in het basale derde deel van de vleugel zilveren of loodkleurige beschubbing; franje buiten een scherpe lijn van donkergetopte schubben glanzend wit. Achtervleugel: grijs, evenals de franje; het mannetje heeft aan de onderkant van de vleugel bij de punt een grote ovale vlek van geelachtige geurschubben. | | | Achterlijf met genitalien | Achterlijf: bij het manntje donker grijsbruin, bij het wijfje zwart; het mannetje met grijze staartpluim. Genitaliën: afgebeeld door Johansson et al. 1990: fign. 383, 384 (mannetje), fig. 567 (wijfje) (Bengtsson et al. 2008: 235 gebruiken dezelfde figuren), door Puplesis 1994: fig. 721 (mannetje), fig. 722 (wijfje) en door Laštuvka & Laštuvka 1997: 125 (beide sexen). | | | Variabiliteit | Het borststuk heeft soms een zilvergrijze inmenging. Voor het overige is de geringe variabiliteit bij de beschrijving van de vlinder al vermeld, evenals de sexuele dimorfie. | | | Herkenbaarheid | De combinatie van de tekening op de voorvleugel met de donkere kop onderscheiden T. headleyella van alle andere nepticuliden. |
Oecologie | | Geografische verspreiding | | | Nederland | In ons land ontdekt door J.H. Kuchlein en C.M. Kuchlein-Nijsten (2001: 126-129), die op 26.VII.2000 aan de basis van de Brielsegatdam bij Oostvoorne (ZH) tientallen vlinders uit lage vegetatie sleepten. Tezamen met C.J.M. Alders en J.H. Donner werden op 24.IX.2000 aldaar op gewone brunel (Prunella vulgaris) vele tientallen mijnen gevonden, waarvan een groot aantal bezet was. Alders wist daaruit de vlinders op te kweken. | | |
[Kaart in de NDFF Verspreidingsatlas]
| | | Noordwest-Europa | [download kaart als pdf] |
|