Zoeken op soortnaam:
Soortenlijst
|
Stigmella filipendulae
(Wocke, 1871)
Moerasspireadwergmotje
|
« Vorige
| Volgende »
|
AfbeeldingenNomenclatuurSinds 1851 in Nederland gebruikte wetenschappelijke namen | Lempke 1976: 13, Nepticula ulmariae Wocke, 1879 Kuchlein 1993: 197, nr. 57 Stigmella ulmariae (Wocke, 1879) Kuchlein & De Vos 1999: 24, nr. 0064 Stigmella ulmariae (Wocke, 1879) Kuchlein & Bot 2010: 27, nr. 050440 Stigmella ulmariae (Wocke, 1879)
| | |
MorfologieAdult | | | Verwijzing naar afbeeldingen | Afgebeeld door Johansson et al. 1990: fig. 92 (mannetje) (Bengtsson et al. 2008: 197 nemen deze figuur over). | | | Afmetingen | Spanwijdte 4,0-4,8 mm, soms echter iets minder dan 4,0 mm. | | | Kop met aanhangsels | Kop: kopbeharing roestkleurig tot bruin, aangezicht iets lichter. Antenne: drievierde van lengte voorrand voorvleugel; oogdeksel lichtgeel; schaft donkergrijs. Nekpluimpjes:donker bruingrijs. | | | Borststuk met aanhangsels | Borststuk: donker bronsbruin, evenals de schouderdeksels. Poten: donkergrijs, tarsen van buiten wat lichter. Voorvleugel: tamelijk fijnbeschubd en glanzend, tot de dwarsband bronsbruin, voorbij de dwarsband donkerder en met purpergloed; dwarsband op drievierde van de voorrand, breed, vrijwel loodrecht op de binnenrand, aan de binnenkant recht, maar buitenwaarts gebogen, niet scherp begrensd, bleekgoud of zilverkleurig; franje gekleurd als het aangrenzend vleugelgedeelte, naar buiten toe lichtgrijs. Achtervleugel: lichtgrijs, maar wat donkerder bij de punt, evenzo de franje. | | | Achterlijf met genitalien | Achterlijf: donkerbruin tot zwartbruin. Genitaliën: afgebeeld door Emmet 1976: fig. 67b (mannetje), door Johansson et al. 1990: fign. 349, 350 (mannetje), fig. 550 (wijfje) (Bengtsson et al. 2008: 197 gebruiken dezelfde figuren) en door Laštuvka & Laštuvka 1997: 97 (beide sexen). | | | Variabiliteit | In de voorvleugel is de breedte van de dwarsband variabel. Enkele kleinere variaties zijn al bij de beschrijving van de vlinder vermeld. | | | Herkenbaarheid | Gelijkt veel op S. poterii; zie bij die soort. |
Oecologie | | Geografische verspreiding | | | Nederland | Voor het eerst in ons land gevonden door Doets, die in oktober 1944 langs het Kortenhoefkanaal (NH) een tiental mijnen in de bladeren van moerasspirea (Filipendula ulmaria) vond; deze leverden in april 1945 tien vlinders op (Bentinck 1946b: XLVII: Doets 1946: 90). | | |
[Kaart in de NDFF Verspreidingsatlas]
| | | Noordwest-Europa | [download kaart als pdf] |
|