Zoeken op soortnaam:
Soortenlijst
|
Stigmella aurella
(Fabricius, 1775)
Roestkruinbramendwergmotje
|
« Vorige
| Volgende »
|
AfbeeldingenAdult. © Stichting Tinea Adult. © Stichting Tinea NomenclatuurSinds 1851 in Nederland gebruikte wetenschappelijke namen | De Graaf & Snellen 1866: 301, Tineina nr. 326 Nepticula aurella Staint. Snellen 1882: 993, Nepticula aurella Fabr. Lycklama à Nijeholt 1927: 27, Nepticula aurella F. Lempke 1976: 12, Nepticula aurella Fabricius, 1795 Lempke 1976: 12, Nepticula gei Wocke, 1871 Lempke 1976: 12, Nepticula nitens (Fologne, 1862) Lempke 1976: 13, Nepticula fragariella Heyden, 1862 Kuchlein 1993: 197, nr. 53 Stigmella aurella (Fabr., 1795) Kuchlein & De Vos 1999: 24, nr. 0060 Stigmella aurella (Fabricius, 1795) Kuchlein & Bot 2010: 27, nr. 050400 Stigmella aurella (Fabricius, 1795)
| | | Commentaar | Nitens, gei en fragariella, die nog door Emmet (1976: 215, 216, 216-217) en Lempke (1976: 12-13) als afzonderlijke soorten werden behandeld, zijn door Klimesch (1981: 114-119) gesynonymiseerd met aurella., Nitens, gei en fragariella, die nog door Emmet (1976: 215, 216, 216-217) en Lempke (1976: 12-13) als afzonderlijke soorten werden behandeld, zijn door Klimesch (1981: 114-119) gesynonymiseerd met aurella. |
MorfologieAdult | | | Verwijzing naar afbeeldingen | De vlinder is afgebeeld door Johansson et al. 1990: fig. 76 (mannetje), fign. 75, 77 (wijfje), door Parenti 2000: pl. 27 fig. 4 (wijfje) en door Puplesis 1994: fig. 418 (adult)., De vlinder is afgebeeld door Johansson et al. 1990: fig. 76 (mannetje), fign. 75, 77 (wijfje), door Parenti 2000: pl. 27 fig. 4 (wijfje) en door Puplesis 1994: fig. 418 (adult). | | | Afmetingen | Spanwijdte 5,0-7,0 mm; mannetje gemiddeld kleiner dan wijfje., Spanwijdte 5,0-7,0 mm; mannetje gemiddeld kleiner dan wijfje. | | | Kop met aanhangsels | Kop: kopbeharing meestal bruin of bruinoker, maar ook wel lichter (oranje) of donkerder (donkerbruin). Antenne: bij het mannetje drievijfde van lengte voorrand voorvleugel, bij het vrouwtje iets meer dan de helft van de voorrand; oogdeksel glanzend oranjegeel of bleekbruin; schaft bruingrijs. Nekpluimpjes: koperglanzend bronsbruin., Kop: kopbeharing meestal bruin of bruinoker, maar ook wel lichter (oranje) of donkerder (donkerbruin). Antenne: bij het mannetje drievijfde van lengte voorrand voorvleugel, bij het vrouwtje iets meer dan de helft van de voorrand; oogdeksel glanzend oranjegeel of bleekbruin; schaft bruingrijs. Nekpluimpjes: koperglanzend bronsbruin. | | | Borststuk met aanhangsels | Borststuk: bronsbruin tot donkerbruin, koperglanzend, evenzo de schouderdeksels. Poten: donkergrijs, de achtertarsen aan het eind geelachtig. Voorvleugel: fijnschubbig, sterk glanzend, vanaf de vleugelwortel goudbruin, maar naar de dwarsband toe overgaand in donker purperbruin, voorbij de dwarsband eveneens donker purperbruin; dwarsband op drievijfde van de voorrand, iets schuin of loodrecht en soms zwak gebogen, scherp begrensd en blinkend goud; franje in basale gedeelte gekleurd als het aangrenzende vleugelgedeelte, naar buiten toe lichter. Achtervleugel: lichter of donkerder grijsbruin met franje van dezelfde kleur., Borststuk: bronsbruin tot donkerbruin, koperglanzend, evenzo de schouderdeksels. Poten: donkergrijs, de achtertarsen aan het eind geelachtig. Voorvleugel: fijnschubbig, sterk glanzend, vanaf de vleugelwortel goudbruin, maar naar de dwarsband toe overgaand in donker purperbruin, voorbij de dwarsband eveneens donker purperbruin; dwarsband op drievijfde van de voorrand, iets schuin of loodrecht en soms zwak gebogen, scherp begrensd en blinkend goud; franje in basale gedeelte gekleurd als het aangrenzende vleugelgedeelte, naar buiten toe lichter. Achtervleugel: lichter of donkerder grijsbruin met franje van dezelfde kleur. | | | Achterlijf met genitalien | Achterlijf: glanzend zwartgrijs, bij het mannetje met een okergeel tot bruin gekleurde staartpluim. Genitaliën: afgebeeld door Johansson et al. 1990: fign. 328, 329 (mannetje) en fig. 540 (wijfje), Puplesis 1994: fig. 419 (mannetje), fig. 420 (wijfje) en door Laštuvka & Laštuvka 1997: 86 (beide sexen)., Achterlijf: glanzend zwartgrijs, bij het mannetje met een okergeel tot bruin gekleurde staartpluim. Genitaliën: afgebeeld door Johansson et al. 1990: fign. 328, 329 (mannetje) en fig. 540 (wijfje), Puplesis 1994: fig. 419 (mannetje), fig. 420 (wijfje) en door Laštuvka & Laštuvka 1997: 86 (beide sexen). | | | Variabiliteit | De kopbeharing is variabel van kleur, zoals hierboven al is vermeld. Bij een melanistische vorm zijn voorvleugel en kop eenkleurig purperzwart (f. semicolorella Eppelsheim, 1891, afgebeeld door Johansson et al. 1990: fig. 77). Voor het overige weinig variabel., De kopbeharing is variabel van kleur, zoals hierboven al is vermeld. Bij een melanistische vorm zijn voorvleugel en kop eenkleurig purperzwart (f. semicolorella Eppelsheim, 1891, afgebeeld door Johansson et al. 1990: fig. 77). Voor het overige weinig variabel. | | | Herkenbaarheid | Gelijkt op S. splendidissimella, maar die soort heeft een diepzwart gekleurde schedel, die bij S. aurella niet voorkomt (wel hoogst zelden purperzwart). Voor verschillen met andere nepticuliden raadplege men de determineertabel., Gelijkt op S. splendidissimella, maar die soort heeft een diepzwart gekleurde schedel, die bij S. aurella niet voorkomt (wel hoogst zelden purperzwart). Voor verschillen met andere nepticuliden raadplege men de determineertabel. |
Oecologie | | Geografische verspreiding | | | Nederland | Voor het eerst uit ons land gemeld door De Graaf & Snellen (1866; 401-402) op grond van vondsten van J.H. Albarda te Kuikhorne en Oldeberkoop (beide FR). De kritische Snellen (1882: 983) accepteerde deze vondsten, waaruit zou kunnen blijken dat Albarda de vlinder heeft uiitgekweekt; dit materiaal is echter verloren gegaan. Albarda's gegevens zijn dus niet meer te verifiëren en omdat Stigmella aurella in die periode verder niet in Nederland is gevonden (Snellen zal er vast wel naar gezocht hebben), terwijl er – zeker bij mijnen – bovendien determinatieproblemen zijn, moeten deze vondsten als twijfelachtig worden beschouwd. Een oud exemplaar van S. aurella uit de provincie Utrecht met etiket Zeist 31.5.1908 bevindt zich in Naturalis | | |
[Kaart in de NDFF Verspreidingsatlas]
| | | Noordwest-Europa | [download kaart als pdf] |
|