Zoeken op soortnaam:
Soortenlijst
|
Stigmella pyri
(Glitz, 1865)
Bleekkruinperendwergmotje
|
« Vorige
| Volgende »
|
AfbeeldingenAdult. Mannetje. © Stichting Tinea Adult. Vrouwtje. © Stichting Tinea NomenclatuurSinds 1851 in Nederland gebruikte wetenschappelijke namen | Lempke 1976: 13, Nepticula pyri Glitz, 1865 Kuchlein 1993: 197, nr. 37 Stigmella pyri (Glitz, 1865) Kuchlein & De Vos 1999: 23, nr. 0044 Stigmella pyri (Glitz, 1865) Kuchlein & Bot 2010: 27, nr. 050240 Stigmella pyri (Glitz, 1865)
| | |
MorfologieAdult | | | Verwijzing naar afbeeldingen | De vlinder is afgebeeld door Johansson et al. 1990: fign. 42, 43 (mannetje) (dezelfde figuren geven Bengtsson et al. 2008: 161) en door Puplesis 1994: fig. 283 (adult). | | | Afmetingen | Spanwijdte 4,0-5,5 mm. | | | Kop met aanhangsels | Kop: kopbeharing roestkleurig, soms meer naar het rode of oranje trekkend. Antenne: bij het mannetje een weinig korter dan de helft van de voorrand voorvleugel, bij het wijfje nog iets korter; oogdeksel geelwit; schaft bruin. Nekpluimpjes: grijs tot donker grijsbruin. | | | Borststuk met aanhangsels | Borststuk: purperbruin, evenals de schouderdeksels . Poten: grijs met lichtgrijze tarsen. Voorvleugel: goudbruin, rijkelijk bestrooid met staalblauwe en purperen schubben, wortelgedeelte voorrand en buitenste kwart van de vleugel glanzend donkerbruin; franje grijsbruin met purperzweem, het buitengedeelte iets lichter. Achtervleugel: donker grijsbruin bij het mannetje, bij het wijfje wat lichter; het mannetje heeft zwartbruine geurschubben, die tot eenvierde van de franjelengte kunnen reiken. | | | Achterlijf met genitalien | Achterlijf: zwartbruin, vaak enigszins goud- of bronsglanzend. Genitaliën: afgebeeld door Schoorl et al. 1985: fign. 18, 29 (mannetje), fig. 40 (wijfje), Johansson et al. 1990: fign. 285-288 (mannetje) en fig. 520 (wijfje) (Bengtsson et al. 2008: 161 namen daarvan twee figuren van de mannelijke en de figuur van de vrouwelijke genitaliën over), door Puplesis 1994: fig. 284, 285 (mannetje), fig. 286 (wijfje) en door Laštuvka & Laštuvka 1997: 64 (beide sexen). | | | Variabiliteit | Op de voorvleugel kan de donkere kleur van het punt- en het wortelgedeelte een groter deel van de vleugel innemen en soms zodanig, dat in het midden van de vleugel een lichtere dwarsband ontstaat (afgebeeld door Johansson et al. 1990: fig. 43). Kleinere variaties zijn al in de beschrijving van de vlinder ter sprake gekomen. | | | Herkenbaarheid | Door de kleurcombinatie van de voorvleugel, de roestkleurige kopbeharing en de donkergekleurde nekpluimpjes met geen andere nepticulide te verwarren. |
|