Zoeken op soortnaam:
Soortenlijst
|
Stigmella alnetella
(Stainton, 1856)
Zwartkraagelzendwergmotje
|
« Vorige
| Volgende »
|
AfbeeldingenAdult. © Stichting Tinea NomenclatuurSinds 1851 in Nederland gebruikte wetenschappelijke namen | De Graaf & Snellen 1866: 302, Tineina nr. 330 Nepticula alnetella Staint. Snellen 1882: 989, Nepticula alnetella Staint. Lycklama à Nijeholt 1927: 27, Nepticula alnetella Stt. Lempke 1976: 13, Nepticula alnetella Stainton, 1856 Kuchlein 1993: 196, nr. 24 Stigmella alnetella (Stt., 1856) Kuchlein & De Vos 1999: 23, nr. 0031 Stigmella alnetella (Stainton, 1856) Kuchlein & Bot 2010: 26, nr. 050090 Stigmella alnetella (Stainton, 1856)
| | |
MorfologieAdult | | | Verwijzing naar afbeeldingen | De vlinder wordt afgebeeld door Johansson et al. 1990: fig. 16 (mannetje) (Bengtsson et al. 2008: 139 geven dezelfde figuur) en door Puplesis 1994: fig. 182 (adult). | | | Afmetingen | Spanwijdte 3,9-4,8 mm. | | | Kop met aanhangsels | Kop: aangezicht en schedel roestgeel. Antenne: iets meer dan de helft voorrand voorvleugel; oogdeksel wit of geelwit; schaft grijsbruin. Nekpluimpjes: zwartbruin, enigszins bronsachtig. | | | Borststuk met aanhangsels | Borststuk: zwartbruin; schouderdeksels evenzo. Poten: aan de buitenkant donkergrijs, binnenkant veel lichter; tarsen lichtgrijs. Voorvleugel: aan de wortel wat smaller dan bij S. glutinosae en naar buiten iets duidelijker verbreed; grondkleur tot de dwarsband metaalglanzend purperbruin, naar de achterrand toe meer goudkleurig, voorbij de dwarsband purperachtig zwartbruin; dwarsband op drievijfde van de voorrand, blinkend zilver; franje zeer donker grijsbruin, bij de vleugelpunt met lichtgrijze buitenkant. Achtervleugel: donkergrijs; evenzo de franje. | | | Achterlijf met genitalien | Achterlijf: van boven donker grijsbruin, van onderen lichtgrijs. Genitaliën: afgebeeld door Schoorl & Wilkinson 1986: fign. 6, 10 (mannetje), fig. 14 (vrouwtje), door Johansson et al. 1990: fign. 224, 225 (mannetje), fig. 498 (vrouwtje) (dezelfde figuren vindt men bij Bengtsson et al. 2008: 140), door Puplesis 1994: fig. 186 (mannetje), fig. 187 (vrouwtje) en door Laštuvka & Laštuvka 1997: 38 (beide sexen). | | | Variabiliteit | Gering. | | | Herkenbaarheid | Van de andere op elsminerende nepticulide, S. glutinosae, te onderscheiden door de kleur van de dwarsband op de voorvleugel: die is bij S. alnetella blinkend zilver en bij S. glutinosae wit tot geelwit. Bovendien zijn de nekpluimpjes bij laatstgenoemde soort wit tot geelwit en bij S. alnetella zwartbruin. Gelijkt op een reeks andere nepticuliden; voor de verschillen wordt naar de determineertabel verwezen. |
Oecologie | | Geografische verspreiding | | | Nederland | In de jaren zestig van de 19e eeuw werd door Snellen een aantal vlinders gekweekt uit op op zwarte els (Alnus glutinosa) bij Rotterdam (ZH) gevonden rupsen. Deze gekweekte vlinders bevinden zich in Naturalis; de oudste met jaartal is uit 1862 en daarmee de eerste zekere vondst in ons land (zie De Graaf & Snellen 1866: 402). In Naturalis staat verder nog gekweekt materiaal uit Leeuwarden (FR) van J.H. Albarda zonder jaartal (Lempke 1985a: 32). Albarda verzamelde en kweekte micro's van omstreeks 1855 tot 1880 (Lempke 1985a: 19-20), zodat de (geringe) mogelijkheid bestaat dat S. alnetella vóór 1862 door hem in Nederland is gevonden. | | |
[Kaart in de NDFF Verspreidingsatlas]
| | | Noordwest-Europa | [download kaart als pdf] |
|