Zoeken op soortnaam:
Soortenlijst
|
Stigmella glutinosae
(Stainton, 1858)
Witkraagelzendwergmotje
|
« Vorige
| Volgende »
|
AfbeeldingenAdult. © Stichting Tinea NomenclatuurSinds 1851 in Nederland gebruikte wetenschappelijke namen | De Graaf & Snellen 1866: 303, Tineina nr. 334 Nepticula glutinosae Staint. Snellen 1882: 994-995, Nepticula glutinosae Staint. Snellen 1882: 995-996, Nepticula rubescens Hein. Lycklama à Nijeholt 1927: 27, Nepticula glutinosae Stt. Lycklama à Nijeholt 1927: 27, Nepticula rubescens Hein. Lempke 1976: 13, Nepticula glutinosae Stainton, 1858 Kuchlein 1993: 196, nr. 23 Stigmella glutinosae (Stt., 1858) Kuchlein & De Vos 1999: 23, nr. 0030 Stigmella glutinosae (Stainton, 1858)
| | |
MorfologieAdult | | | Verwijzing naar afbeeldingen | De vlinder wordt afgebeeld door Johansson et al. 1990: fig. 15 (mannetje) (Bengtsson et al. 2008: 138 geven dezelfde figuur) en door Puplesis 1994: fig. 182 (adult). | | | Afmetingen | Spanwijdte 4,0-5,2 mm. | | | Kop met aanhangsels | Kop: aangezicht en schedel levendig okergeel, soms wat meer oranje. Antenne: bij het mannetje half zo lang als voorrand voorvleugel, bij het wijfje iets korter; oogdeksel wit, vaak wat geelachtig; schaft donkergrijs. Nekpluimpjes: wit tot geelwit. | | | Borststuk met aanhangsels | Borststuk: bijna zwart; schouderdeksels evenzo. Poten: buitenkant donkergrijs, binnenkant veel lichter; de middelste poten meer geelachtig en de tarsen lichtgrijs. Voorvleugel: aan de wortel al tamelijk breed en naar buiten nauwelijks verbreed; grondkleur tot de dwarsband donker grijsbruin met donkere bronsgloed en zweem van purper, voorbij de dwarsband roetzwart met een paarsblauwe gloed; dwarsband op drievijfde van de voorrand, zeer smal, niet naar de voorrand toe taps toelopend, wit of geelwit met flauwe metaalglans; franje donker grijsbruin met lichtere buitenkant. Achtervleugel: donker grijsbruin; evenzo de franje. | | | Achterlijf met genitalien | Achterlijf: van boven donker grijsbruin, van onderen iets lichter. Genitaliën: afgebeeld door Schoorl & Wilkinson 1986: fig. 5 (mannetje), door Johansson et al. 1990: fign. 222, 223 (mannetje), fig. 497 (vrouwtje) (dezelfde figuren vindt men bij Bengtsson et al. 2008: 139), door Puplesis 1994: fig. 183 (mannetje), fig. 184 (vrouwtje) en door Laštuvka & Laštuvka 1997: 37 (beide sexen). | | | Variabiliteit | De geringe variabiliteit is bij de beschrijving van de vlinder al vermeld. | | | Herkenbaarheid | Van de andere nepticuliden met op de voorvleugel een witachtige dwarsband en met franje die eenkleurig is met de voorvleugel te onderscheiden door de zeer smalle dwarsband en de bijna zwarte grondkleur van de voorvleugel, die vóór en achter de dwarsband nauwelijks verschilt. Zie voor verschillen met , de enige andere op els minerende nepticulide, aldaar. |
Oecologie | | Geografische verspreiding | | | Nederland | In Nederland halverwege de 19e eeuw ontdekt te Leeuwarden (FR), waar J.H. Albarda zowel in mei de vlinder als in oktober de rupsen op zwarte els (Alnus glutinosa) vond (De Graaf & Snellen 1866: 403). Jaartallen ontbreken echter; Albarda verzamelde en kweekte micro's van omstreeks 1855 tot 1880 (Lempke 1985a: 19-20). | | |
[Kaart in de NDFF Verspreidingsatlas]
| | | Noordwest-Europa | [download kaart als pdf] |
|