Zoeken op soortnaam:
Soortenlijst
|
AfbeeldingenAdult. © Stichting Tinea NomenclatuurSinds 1851 in Nederland gebruikte wetenschappelijke namen | Lempke 1976: 13, Nepticula tiliae Frey, 1856 Kuchlein 1993: 196, nr. 19 Stigmella tiliae (Frey, 1856) Kuchlein & De Vos 1999: 23, nr. 0026 Stigmella tiliae (Frey, 1856) Kuchlein & Bot 2010: 26, nr. 050040 Stigmella tiliae (Frey, 1856)
| | |
MorfologieAdult | | | Verwijzing naar afbeeldingen | De vlinders worden afgebeeld door Johansson et al. 1990: fig. 9 (mannetje) (dezelfde figuur bij Bengtsson et al. 2008: fig. p. 132) en door Puplesis 1994: fig. 129 (adult). | | | Afmetingen | Spanwijdte 4,0-6,0 mm. | | | Kop met aanhangsels | Kop: aangezicht donkerbruin tot zwart, schedel zwart.Antenne: minder dan de helft lengte voorrand voorvleugel; oogdeksel wit of geelwit; schaft grijsbruin. Nekpluimpjes: wit of geelwit. | | | Borststuk met aanhangsels | Borststuk: bronsbruin met een zweem van groen, zo ook de schouderdeksels. Poten: grijswit, de middenschenen vrijwel wit. Voorvleugel: grondkleur glanzend groen- of bruinbrons, voorbij het midden naar buiten toe geleidelijk overgaand in bruin of purperbruin; geen lichte dwarsband; franje grijsbruin, buitenste derde deel grijswit.. Achtervleugel: grijs, zo ook de franje. | | | Achterlijf met genitalien | Achterlijf: grijsbruin; mannetje met grijsbruine staartpluim. Genitaliën: afgebeeld door Johansson et al. 1990: fign. 214, 215 (mannetje), fig 491 (vrouwtje) (Bengtsson et al. 2008: 133 geven dezelfde figuren), door Puplesis 1994: fig. 130 (mannetje), fig. 131 (vrouwtje) en door Laštuvka & Laštuvka 1997: 32 (beide sexen). | | | Variabiliteit | Gering. Enkele kleinere variaties zijn bij de beschrijving al aangegeven. | | | Herkenbaarheid | Gelijkt veel op enkele andere Stigmella-soorten zonder lichte tekening en met name op S. anomalella en S. nylandriella. Bij S. anomalella is het dieppurperen buitenste kwart van de vleugel scherp afgegrensd van het bronsachtig gekleurde overige deel; bij S. tiliae is de overgang van bronsachtig naar purperbruin of bruin een geleidelijke. Bij S. nylandriella is de kop okergeel tot lichtbruin, bij S. tiliae zwartbruin. |
Oecologie | | Geografische verspreiding | | | Nederland | C. Doets ontdekte rond 1940 de soort in ons land. Hij vond de mijnen te Hilversum (NH) en aan de Hollandsche Rading (UT) in juli en oktober in de bladeren van de linde (Tilia). In 1941 wist hij de vlinder voor het eerst uit te kweken (Doets 1946: 89). Al eerder waren deze vondsten door Bentinck (1941b: XLIX) gepubliceerd. | | |
[Kaart in de NDFF Verspreidingsatlas]
| | | Noordwest-Europa | [download kaart als pdf] |
|