Zoeken op soortnaam:
Soortenlijst
|
Eriocrania cicatricella
(Zetterstedt, 1839)
Smalvleugelpurpermotje
|
« Vorige
| Volgende »
|
AfbeeldingenAdult. © Stichting Tinea NomenclatuurSinds 1851 in Nederland gebruikte wetenschappelijke namen | Snellen 1882: 1070-1071, Micropteryx purpurella Haw. Lycklama à Nijeholt 1927: 30, Eriocrania purpurella Hw. Lempke 1976: 12, Eriocrania haworthi Bradley, 1966 Kuchlein 1993: 196, nr. 10 Eriocrania haworthi Brdl., 1966 Kuchlein & De Vos 1999: 21, nr. 0012 Eriocrania cicatricella (Zetterstedt, 1839) Kuchlein & Bot 2010: 26, nr. 020050 Eriocrania cicatricella (Zetterstedt, 1839)
| | | Commentaar | Haworth (1828: 571) gaf deze soort de naam purpurella en die naam heeft 138 jaar stand gehouden. Toen bemerkte Bradley (1966: 214) dat in het geslacht Tinea, waarin Haworth de soort had ondergebracht, door Thunberg (1788: 79) al eerder een soort met dezelfde naam was geplaatst. Deze purpurella van Thunberg heeft systematisch weinig te maken met de purpurella van Haworth, maar is een junior synoniem van de pyralide Oncocera semirubella (Scopoli, 1763). De purpurella van Haworth is dus een primair homoniem en als naam niet beschikbaar. Volgens Bradley (loc. cit.) was geen synoniem beschikbaar dat als correcte naam voor de soort kon worden gebruikt, zodat hij een nomen novum introduceerde, namelijk haworthi. Na 28 jaar moest deze naam het veld ruimen als gevolg van de publicatie van Karsholt et al. (1994: 91-92). Tot toen meende men dat de naam ciatricella van Zetterstedt (1839) een junior synoniem van E. sparrmannella was, maar Karsholt et al. stelden, gebaseerd op type-onderzoek, vast dat cicatricella tot de soort behoorde die haworthi werd genoemd. De cicatricella van Zetterstedt is het senior synoniem en moet dan ook als de correcte naam voor deze soort worden beschouwd. |
MorfologieAdult | | | Verwijzing naar afbeeldingen | Afgebeeld door Sutter 2000: fign. 7, 8 (adult) en Bengtsson et al. 2008: fig. p. 69 (mannetje). | | | Afmetingen | Spanwijdte 7,5-13,0 mm. | | | Kop met aanhangsels | Kop: ruw behaard, donker grijsbruin, enigszins lichtgrijs gemengd. Liptaster: grijsbruin. Kaaktaster: met ingesneden eindlid (Sutter 2000: fig.13).Antenne: bij het mannetje half zo lang als de voorvleugel, bij het wijfje iets korter, grijsbruin. | | | Borststuk met aanhangsels | Borststuk: bruingrijs, net als de schouderdeksels. Poten: grijsbruin, lichtgrijs behaard. Voorvleugel: goudkleurig met fijne, dieppurperen vlekjes en streepjes besprenkeld, die min of meer in dwarsrijen zijn geordend; ook het aderbeloop aldus beschubd; de tekening maakt de indruk van een fijn, onregelmatig raster. Staarthoekvlekje verschillend van vorm en niet of nauwelijks lichter dan de grondkleur, klein en de helft van de voorvleugel niet bereikend; franje grijs, vaak iets goudachtig. Achtervleugel: enigszins dun beschubd met lijnvormige, bijna haarvormige schubben; donkergrijs, naar de punt toe meer purper getint; franje grijs. | | | Achterlijf met genitalien | Achterlijf: donker bruingrijs, aan de onderzijde lichter behaard. Genitaliën: afbeeldingen bij Razowski 1975: fign. 67, 68 (mannetje), fig. 82 (wijfje), bij Heath 1976: fig. 73c (mannetje), fig. 53d (vrouwtje), bij Sutter 2000: fign. 17, 18 (mannetje), fign. 43. 55, 56, 62 (wijfje) en bij Bengtsson et al. 2008: fign. p.70. | | | Variabiliteit | Soms heeft de tekening een meer vlekkerig dan rasterachtig karakter (afgebeeld door Sutter 2000: fig. 7). Staarthoekvlek vooral door het geringe kleurcontrast vaak onopvallend, kan zelfs ontbreken. | | | Herkenbaarheid | Lijkt op E. salopiella en E. sparrmannella, maar onderscheidt zich door de franje van de achtervleugel, die bij eerstgenoemde soort vrijwel wit is in de wortelhelft van de achterrandfranje. Van E. sparrmannella te onderscheiden door de voorvleugelfranje, die bij deze soort meer of minder licht en donker geblokt is, maar bij E. cicatricella eenkleurig goudachtig grijs. |
Oecologie | | Geografische verspreiding | | | Nederland | Door De Graaf & Snellen (1879: 132) als nieuw voor de fauna gemeld op grond van een kweek uit Breda (NB), die vele vlinders opleverde en de vangst van een adult bij Rijen (NB). Zowel rupsen als vlinder werden door Snellen verzameld; van beide locaties bevinden zich vlinders in Naturalis. | | |
[Kaart in de NDFF Verspreidingsatlas]
| | | Noordwest-Europa | [download kaart als pdf] |
|