Zoeken op soortnaam:
Soortenlijst
|
Coleophora prunifoliae
Doets, 1944
Doets' sleedoornkokermotje
|
« Vorige
| Volgende »
|
AfbeeldingenAdult. © Stichting Tinea NomenclatuurSinds 1851 in Nederland gebruikte wetenschappelijke namen | Lempke 1976: 21, Coleophora prunifoliae Doets, 1944 Kuchlein 1993: 213, nr. 503 Coleophora prunifoliae Doets, 1944 Kuchlein & De Vos 1999: 61, nr. 0551 Coleophora prunifoliae Doets, 1944 Kuchlein & Bot 2010: 44, nr. 290160 Coleophora prunifoliae Doets, 1944
| | |
Oecologie | | Geografische verspreiding | | | Nederland | De soort is voor het eerst uit ons land vermeld door Doets (1944: 103-104) en dat niet alleen, want C. prunifoliae was ook “nieuw voor de wetenschap”. Bij de publicatie van Doets is echter een uiterst pijnlijke vergissing gemaakt, doordat daarin door Vári getekende afbeeldingen van de genitaliën waren opgenomen die tot een andere Coleophora-soort behoorden. In zijn (onvoltooid gebleven) monografie over de palearctische Coleophoriden merkte Toll (1962: 617) als eerste op dat er iets mis was met de genitaalafbeeldingen in Doets' publicatie en hij tekende figuren van de genitaliën van de “echte” C. prunifoliae (stellig op basis van typemateriaal van Doets). Een goede oplossing van de gerezen problemen kwam van Patzak (1969: 182-187), die daartoe al het relevante collectiemateriaal uit de collecties Doets en Vári benutte. Beide collecties bevinden zich thans in Naturalis. Bij deze oplossing baseerde hij zich op de door Doets in werkelijkheid aangewezen typen. Dat waren drie exemplaren, waarvan twee tot de “echte” C. prunifoliae behoorden en één van C. serratella bleek te zijn. De door Doets (1944: fig. 1 en 2) afgebeelde genitaliën zijn, zoals zoëven al is opgemerkt, niet die van C. prunifoliae, maar – zo dacht Patzak (1969: 82) – behoorden ook tot een nog onbeschreven soort, die hij C. varii noemde. Van twee kanten kwam ernstige kritiek op de door Patzak beschreven oplossing. De eerste kwam van de Roemeen Capu?e (1971d: 135-143), die stelde dat deze oplossing in strijd is met de Internationale Code voor zoölogische nomenclatuur. Hij concludeerde dat C. varii Patzak de echte C. prunifoliae is en gaf de C. prunifoliae sensu Toll en Patzak de naam C. pseudoprunifoliae Capu?e. Patzak (1973: 38-39) heeft deze kritiek weerlegd en de kern van de door hem gekozen oplossing is vervolgens internationaal geaccepteerd. Veel wezenlijker kritiek kwam uit Groot-Brittannië, waar men inmiddels C. varii al kende onder de naam C. nigricella (Stephens, 1834). Die naam moest echter weer wijken voor de oudere C. coracipennella (Hübner, 1796). We weten niet beter dan dat de eerste vondst van C. prunifoliae uit Nederland de kweek van Doets is, die op 30.VI. en 6.VII. uit op sleedoorn (Prunus spinosa) te Rhenen (UT) gevonden rupsen respectievelijk een ? en een ? kweekte. Beide vlinders bevinden zich in Naturalis. Naar het collectiemateriaal van C. prunifoliae zal echter nog eens goed moeten worden gekeken. | | |
[Kaart in de NDFF Verspreidingsatlas]
| | | Noordwest-Europa | [download kaart als pdf] |
|